Het Platform Maker Education gaat met steun van het Ministerie van OCW het maakonderwijs in Nederland op de kaart zetten. Het Ministerie gaat hiermee het ‘leren door te maken’ een zet in de goede richting geven, waardoor maakonderwijs op meer scholen in Nederland een onderdeel van het lespakket kan worden.
Platform Maker Education geeft een impuls aan de bottom-up maakonderwijsbeweging in Nederland. Enerzijds door scholen in staat te stellen kennis te maken met leren door te maken. Anderzijds door scholen die al bezig zijn, samen te brengen in een leergemeenschap, zodat zij hun ervaring en activiteiten kunnen verdiepen. Ook beoogt Platform Maker Education kennis en informatie te delen, verschillende activiteiten in Nederland in kaart te brengen en lesmateriaal beschikbaar te stellen. Tenslotte wordt onderzocht wat de meerwaarde van maakonderwijs voor (techniek)onderwijs en creative learning in brede zin.
Petitie
Vorig jaar (2014) heeft de maker education-beweging een petitie ingediend om aandacht te vragen voor maakonderwijs en de beweging te kans te geven ervaring en kennis te delen en zich te verbreden en te verdiepen. Naar aanleiding van een motie van kamerleden Anne-Wil Lucas (VVD) en Tanja Jadnanansing (PvdA) , hebben de initiatiefnemers een plan opgesteld Maker Education ‘ieder kind een uitvinder’. Staatssecretaris Sander Dekker, OCW en Platform Betatechniek maken de uitvoer van dit plan mogelijk.
Maker Movement
Het concept van Maker Education is vanuit Amerika naar Nederland overgewaaid. Door het grassrootskarakter van de beweging is het lastig aan te geven wanneer het precies ontstaan is. Feit is dat er, ook in Nederland, een veelheid aan initiatieven is ontstaan die zich met Maker Education bezighouden, gekenmerkt door een interessante cross-over tussen de educatieve en de creatieve sector.
Vorige week vond in Amsterdam de internationale Scratchconferentie plaats. Een fantastische bijeenkomst en de onvolprezen organisator Joek van Montfort zocht vanzelfsprekend de publiciteit op. Hij ging bij BNR op bezoek maar kon niet tegelijkertijd bij Radio 1 zijn en daarvoor schoof hij mij naar voren waarbij hij zei: “Lekker vertellen over maken!” Beide fragmenten staan hieronder:
Joek van Montfort bij Roelof Hemmen, woensdag 12 augustus 2015
Arjan van der Meij op Radio 1 bij de Ochtend, woensdag 12 augustus 2015
In het schooljaar 2015/2016 ga ik aan de slag als een van de Kwartiermakers Maker Education. Om dit enige richting te geven, heb ik dit stuk geschreven. Ik praat vaak over “wij”. Het is mijn stuk dus als je kritiek hebt, dan is die aan mij gericht. Maar dit jaar heb ik opgetrokken met fantastische mensen die allemaal vrijwel belangeloos knetterhard hebben gewerkt. Aan het einde van het stuk worden ze bij hun naam genoemd.
Verder is The Maker Movement van waaruit Maker Education is ontstaan een open gemeenschap waarin kennis en vaardigheden worden gedeeld. Dat is een van de enorme krachten van deze beweging en dit stuk is daar een weerslag van. Heb je kritiek, ideeën, verbeteringen, lof? Ik hoor het heel graag! Via mail of via de comments hieronder.
Inleiding
Het afgelopen schooljaar (2014/2015) was een rollercoaster. Je zou kunnen zeggen dat Maker Education of makersonderwijs een stormachtige ontwikkeling meemaakt. Dat is waar aan de ene kant maar aan de andere kant is het nog klein. Ik heb wel het idee dat het steviger geworteld is. Meer mensen weten ervan, zijn ermee bezig, zien de kracht, denken erover na. Binnen en buiten het onderwijs. In dit schooljaar is de doelstelling ook zeer helder geworden:
“Elke leerling moet de kans krijgen Maker te worden.”
Aan het eind van vorig schooljaar heb ik wat hulpvragen uitgezet waarbij de insteek was:
Verdieping: de zoektocht naar kennis, vaardigheden, ervaringen met Maker Education
Verbreding: Maker Education zou op meer scholen in Nederland een plek moeten krijgen.
Verbinding: er zijn veel mensen bezig met Maken terugbrengen in het onderwijs. Het is verstandig de krachten te bundelen
Op alle punten hebben we grote vorderingen gemaakt en op alle punten willen we nog veel meer bereiken.
Terugblik op de verdieping
Met evenveel gemak kun je zeggen dat Maker Education heel jong is als heel oud. In feite is Maken een van de belangrijkste zaken die de mens onderscheidt van de rest van de dieren en vanaf het moment dat we instrumenten zijn gaan gebruiken, werd de kunst van de kenners afgekeken. Aan de andere kant is Maker Education jong. De beschikbaarheid van hele goedkope en snelle computers die gemakkelijk zijn te bedienen, de komst van digitale fabricagetechnieken als 3D printers en lasercutters, hebben het speelveld opengegooid. De afstand tussen een ontwerp en een product is daardoor veel kleiner geworden.
Wat we het afgelopen jaar geleerd hebben, is enorm veel. Het meest in het oog springend was natuurlijk onze studiereis naar de Verenigde Staten. Maar we hebben ook afgelopen jaar enorm veel #makered lessen gegeven. De FABklas draaide voor het tweede jaar, de NLT Meesterproef deden we voor het vierde jaar, nieuwe projecten zoals het maken van een interactief monument voor geschiedenis, de automata binnen het vak Science op de Populier, Maak Natuurkunde, de Lever opdracht bij biologie. Verder zijn allerlei ander docenten in het land op vele scholen ook bezig geweest met Maker Education. Op basisscholen zoals Hester IJsseling, en zelfs thuis zoals Astrid Poot. En vaak delen deze pioniers hun kennis in blogs, tweets, stukken etc. En daar leer je van. Heel veel. Onderstaande lijst is ongeordend en niet uitputtend maar een soort voorzichtige samenvatting:
Het moderne maken is nog teveel een speeltje van rijke, witte, middelbare mannen. Er moet veel meer aandacht komen voor diversiteit. Leah Buechly, hoogleraar aan het MIT, uitvinder van de Lilypad Arduino, heeft hier al veel over gepubliceerd. De komende FABlearn (2015) staat in het teken van diversiteit.
Op basisscholen wordt in de knutsellessen nog heel vaak hetzelfde gemaakt door alle leerlingen. Je kent het beeld, een klas die naar buiten komt met allemaal hetzelfde product. De ervaringen in het PO met Maker Education van bijvoorbeeld Hester IJsseling is dat de leerlingen dan met allemaal verschillende, vaak onaffe producten naar buiten lopen. Maar wel allemaal met een verhaal. We hebben dit jaar een aantal workshops gegeven aan basisschoolleerkrachten en het is bijzonder om te zien dat veel van hen aan het begin het best lastig hebben met een vrije opdracht. Veel van hen vinden het uiteindelijk wel leuk en leerzaam maar sommigen komen er niet van los. “Wat moet ik nu eigenlijk doen? Wat is het doel?”
Hoewel de moderne technologie veel te bieden heeft, kun je best Maker Education bieden zonder al te veel dure dingen aan te schaffen. We hebben met name in het Exploratorium in San Fransisco gezien dat karton een fantastisch, goedkoop materiaal is. Te knippen, te snijden, te lasercutten, te verven, etc, etc.
Wij geven vaak een opdracht in de trant van: “Maak iets dat te maken heeft met…” Of “Maak iets dat je leuk, fijn, belangrijk vindt om te maken.” Vrije opdrachten. Dat heeft een groot voordeel: leerlingen maken dan vaak iets dat ze aan het hart gaat en ze hebben dan dus ook veel motivatie om het te gaan maken. Het is echter zo dat er ook ene groep leerlingen/collega’s is die een dergelijke opdracht niet fijn of passend vindt. We worstelen nog met wat je hen dan moet laten doen. Is het verstandig ze wat meer te begeleiden in hun keuzeproces? Moeten wij voor ze kiezen, moeten we de keuzes beperken? Is het handig om een paar standaarddingen te hebben die ze kunnen maken zonder al te veel eigen inbreng? Lastig. Zeker als je leerlingen hebt die zich in het autistisch spectrum bewegen.
Als je “stofvervangend” bezig wilt gaan met Maker Education, loop je direct tegen een probleem aan: het is niet zo efficiënt in termen van tijd. Maken kost heel veel tijd en iets uitleggen en daarna er een paar opdrachten over maken of zelfs een practicum of een verslag/spreekbeurt kost echt minder tijd. De motivatie is gemiddeld genomen heel hoog maar je kunt niet hele examenprogramma’s in Maker Education omzetten zonder daar meer tijd voor te nemen.
Wij zijn op de Populier gezegend met een extreem goede TOA-club. Die is, in ons onderwijs van wezenlijk belang. We realiseren ons dat dat niet overal zo is en dat er op veel plekken veel minder en soms zelfs geen ondersteuning is. Dit is een lastig probleem.
Misschien wel de belangrijkste en mooiste les die we hebben geleerd: leerlingen vinden Maken fijn om te doen. Voor sommigen is er wel een hele grote drempel waar ze overheen moeten maar de motivatie is enorm. En dat is wel een van de grootste problemen die we nog hebben in het Nederlandse onderwijs. We doen het goed in de PISA-testen, onze leerlingen zijn de gelukkigste kinderen op aarde maar ze gaan niet graag naar school. Als leerlingen iets mogen maken, zo hebben we gezien, dan komen de meesten graag.
Leerlingen die eenmaal de Maakdrempel over zijn gegaan, krijgen er een verwerkingsvorm bij. We hebben leerlingen die nu elke keer als ze voor een vak iets moeten maken (werkstuk, presentatie, verslag) vragen of ze iets mogen maken bij ons in ons FABlab.
Observatie: het beperken van materiaal stimuleert om het materiaal te onderzoeken, te klooien en dat kost tijd. Veel materiaal zorgt voor minder klooien.
Voorzichtige observatie: hoe meer de leerlingen weten, hoe beter de dingen zijn die ze maken.
Vooruitblik op de Verdieping
In het komende jaar zullen we nog een heleboel moeten gaan leren. Inhoudelijk, bijvoorbeeld door dieper in te gaan op de hierboven genoemde thema’s maar ook organisatorisch: hoe maak je van een Grassroots initiatief een landelijke gedragen beweging? Moet dat?
Het zou mooi zijn als iemand dit jaar de handschoen oppakt en Maker Education wetenschappelijk gaat onderzoeken. Ik vermoed dat dit heel goed kan. Er is een boel literatuur en er liggen mooie onderwijsvisies onder van grote denkers (Papert) en er gebeurt internationaal het een en ander. Aan de andere kant is de wereld anders geworden, is het inderdaad zo dat allerhande digitale technieken bijvoorbeeld onder handbereik liggen en zeer goedkoop zijn geworden (denk aan de Raspberry Pi). Verder zijn er steeds meer mensen bezig met dit mooie onderwerp. We zoeken een universiteit die als partner wil optrekken. Het is een unieke kans om de geboorte van een onderwijsvorm mee te maken en te volgen.
Ik vind dat de pioniers in de gelegenheid gesteld moeten worden om ruimschoots over hun ervaringen te schrijven/bloggen. We moeten nog eens nadenken over hoe we dit kunnen faciliteren en stimuleren.
De samenwerking met internationale Makered initiatieven moeten altijd ook in het teken staan van van elkaar leren. Dit zal de inzet worden bij de besprekingen.
We gaan een startconferentie organiseren rondom Maker Education in Nederland. Hierin zal de inhoudelijke verdieping de hoofdrol krijgen.
Een belangrijke vraag is: moet je het beoordelen en zo ja, hoe? We zoeken hiervoor ook de samenwerking met de kunstvakken (zie verderop bij verbreding).
We denken dat een boek wellicht een goede body of knowledge zou kunnen zijn.
Terugblik op de verbreding
Er is een aantal scholen in Nederland die al bezig zijn met Maker Education als zodanig. Dit groeit maar dat kan nog veel harder (zie ook verder bij Vooruitkijken)
Erik Hofman doet goede dingen in het vak Design & Innovation op het Landstede in Harderwijk
Milja Kruijt heeft met anderen een Makerspace opgezet in samenwerking met het Lyceum in Rotterdam.
Robin Platjouw, onderwijspionier, L@b 4 makers op Basisschool ’t Slingertouw in Eindhoven is stevig aan de slag.
Hester IJsseling, OBS De Kleine Reus in Amsterdam doet (samen met Astrid Poot vaak, zie verderop) geweldige dingen met jonge leerlingen.
Tim Geers, leerkracht groep 5 van OBS De Kameleon doet veel creatief werk met zijn leerlingen. Hij noemt het zelf nog geen Maker Education. Ik wel.
Astrid Poot, hoofd jeugd-/familieprojecten en creatief/strateeg bij Fonk, uitbundig blogger, ook op makered.nl, heeft als invalshoek dat Maken en Leren begint in het gezin, thuis. Daartoe heeft ze de Klooikoffers ontwikkeld en gaat daar volgend schooljaar mee de boer op.
En er zijn nog meer collega’s aan de slag; dat hoor je vaak wanneer je een workshop geeft. Soms vanuit een Techniektraditie, soms vanuit de kunst.
Vooruitblik op de verbreding
In feite is verbreding hét doel van wat we aan het doen zijn. We willen immers dat alle leerlingen Makers kunnen worden. Om dit te bewerkstelligen, zijn de ambities groot:
Aan het eind van het schooljaar willen we dat zo’n tien VO-scholen en 10 PO-scholen bezig zijn met Maker Education. Dat hoeft niet groot en veelomvattend te zijn maar wel zodanig dat het een plek heeft op de school die groter is dan “af en toe iets proberen”.
Van vrijdag 16 oktober t/m maandag 19 oktober vindt in De Waag in Amsterdam het Eerste Teacher Maker Camp plaats. Voor docenten en ander belangstellenden die de eerste stappen om Makergebied willen zetten. Onder andere onder leiding van Per-Ivar Kloen en Rolf van Oven. Met internationale sprekers. Wordt heel gaaf.
We zullen een pool van mensen formeren die wat kunnen vertellen en vooral mee laten maken op het gebied van Maker Education. Het is nu vaak nog een kunstje van een paar mensen. Dit moet breder. We zullen dit ook moeten faciliteren, in ondersteuning, tijd en geld.
We zoeken plekken op waar veel docenten bij elkaar zijn om over onderwijs te spreken. Daar proberen we een plekje te veroveren en ons evangelisatiewerk te doen
Ook wordt er contact gezocht met de vakbladen zoals de NVOX en het vakblad voor de kunstdocenten (Cultuur+Educatie, Kunstzone en of Prikkels). Het zou leuk zijn als Maker Education ook in dit soort blazen een plek kan krijgen in de vorm van een artikel, reportage of interview.
We gaan ervoor zorgen dat er een startconferentie komt met als enig thema Maker Education. Dit zorgt vanzelfsprekend ook voor verdieping en verbreding.
Terugblik op de Verbinding
We hadden al zo’n beetje in de gaten dat er veel mensen zijn die zich bezighouden met Maken en leren. Soms met wat meer met de nadruk op Maken (denk aan de FABlabs en Makerspaces) en soms met wat meer nadruk op Leren (denk aan Techniekdocenten, onderwijskundigen etc.) Een mooie club mensen die alle kanten opspringen. En dat is zowel gaaf als lastig.
Op 24 september diende zich een mooie gelegenheid aan om wat meer verbinding te zoeken en te vinden. De Waag had ter gelegenheid van de opening de FABschool een Masterclass o.l.v. Sylvia Martinez, co-auteur van de bijbel voor Maker Education, “Invent to Learn” belegd. Voorafgaand was er wat mailverkeer heen en weer geweest over wie daarbij zouden moeten zijn met als gevolg dat de meeste mensen die zich bezighouden met Maker Education in Nederland daar wel waren. We hebben toen vastgesteld dat we dit niet voorbij konden laten gaan zonder zonder dat we afspraken dat we elkaar weer zouden zien. Dat is ook gebeurd, o.a. in Utrecht bij Rotslab en in Amersfoort.
We hebben in Tanja Jadnanansing (PvdA) en Anne-Wil Lucas (VVD) sterke politieke partners in de Tweede Kamer die veel voor ons doen. Het aanbieden van het Manifest, de petitie, op donderdag 6 november 2014, van hen aan de minister en de staatssecretaris, is een zeer krachtige energiebron gebleken in de loop van het jaar.
Ook krijgen we steeds meer internationale contacten. Met de schrijvers van Invent to Learn, Gary Stager en Sylvia Martinez, met (vooral Amerikaanse) Maker Educators die we hebben ontmoet op FABlearn. Overigens is natuurlijk in de Verenigde Staten The Maker Movement geboren en van daaruit ook Maker Education. Dat wil overigens niet zeggen dat ze daar verder zijn. In bepaalde opzichten zijn wij hier een stuk verder. De afstand tot beleid, tot daadwerkelijke veranderingen is hier een stuk kleiner. In de VS is president Obama een fan maar het bereiken van grote groepen tegelijkertijd gaat daar veel lastiger. Verder heeft een wijs persoon eens gezegd dat we vooral een eigen, Nederlandse Maker Education moeten vormgeven. En dat kan. We hebben prachtige rolmodellen als Daan Roosegaarde, Anouk Wipprecht en Theo Jansen.
We maken voorzichtig kennis met met Maker Educators uit Europa. We hebben collega’s uit Vlaanderen op bezoek gehad, we krijgen een grote delegatie Denen op bezoek in het najaar. Via Jelmer Evers ben ik in contact gekomen met enthousiaste ambtenaren uit Luxemburg die daar hard aan de slag zijn.
Twitter is extreem belangrijk in deze. De hashtag #makered zorgt voor een constante stroom aan interessante berichten en blogs. De groep mensen hierachter is groeiend en zeer bereid tot delen. Je ziet hier mooi een van de belangrijke principes van The Maker Movement: delen! Lees nog maar eens The Maker Movement Manifesto. Zeer lezenswaardig. Doen!
Op Facebook is ook groep die zich bezighoudt met Maker Education in Nederland: FabEdNL. Veel belangrijke mensen binnen Maker Education Nederland zijn lid, zoals Henk van Zeijts van Rotslab, Peter Troxler, Research Professor HRO, Iris Douma Researcher Playful Learning toolkits & Design Thinking op de TU in Eindhoven, Emer Beamer, pionier op het gebied van Design Thinking in Nederland, werkt ook internationaal (o.a. in Afrika), Wietse van Bruggen o.a. aanjager van Maker Education bij Kennisnet, Leen van Wijngaarden, eigenaar van de Maakschappij, begenadigd Maker en creatieve docent. Ik vergeet er nog een boel. Allemaal zeer enthousiaste, belangrijke mensen.
Vooruitblik op de verbinding
De benzine van de Maker Movement is vermoedelijk het delen. Vandaar dat het verbinden eigenlijk altijd vanzelf gaat. Makers zoeken Makers op. Toch zijn er nog wel wat stappen te maken.
De verbinding met de kwartiermakers Maker Education is al heel goed maar zal komend jaar nog intensiever worden. Bovendien zal de club breder (moeten) worden).
Ik zou graag wat meer werk willen maken van een Europese Makered movement. Misschien eerst in de de Benelux. Het dunkt me dat er best wel wat Europese steun naar een dergelijk project kan gaan, waarvan we dan een flink aantal docenten aan de slag kunnen laten gaan. De Denen komen; daar ziet men ook de grote voordelen van Maken en Leren.
De verbinding met de Amerikanen die zich bezighouden met Maker Education kan een wat breder gevolg krijgen. Inzetten op ene grotere delegatie naar FABlearn 2016 en wellicht een groep naar Constructing Modern Knowledge 2016 van Stager en Martinez?
Sommige dingen hoeven we niet opnieuw te verzinnen. Ik denk dat we, als Maker Educators, heel veel kunnen leren van de ervaringen in het kunstonderwijs. Er zijn verschillen, zeker, en de moeten we ook koesteren. Maar de overeenkomsten zijn te mooi om te laten liggen. Ik ga werk maken van een samenwerking. Je kunt wellicht zeggen en dat maakonderwijs de grenzen tussen vakken laat verdwijnen. De verbinding zit dus niet alleen in de bètahoek. Waar bètadocenten leren met vrijheid en creativiteit om te gaan, leren kunstdocenten de technische aspecten. Wie van de kunstdocenten die dit leest, wil dit meemaken?
Conclusie
Heel veel gedaan, heel veel te doen. Dat moet de conclusie zijn. Vasthoudend aan de doelstelling om elke leerling de kans te geven Maker te worden. Hoe dat precies moet gebeuren, dat moeten we met zijn allen gaan uitzoeken. Er liggen nog hele belangrijke, grote vragen. Hoe ziet Maker Education eruit in de verschillende schoolsoorten. PO en VO maar ook MBO, HBO en wellicht zelfs universitair. En hoe verhoudt zich dat met wat er thuis gebeurt? Hoe kun je leerlingen de kans geven na schooltijd verder te maken? Is dat een mooie rol voor de bibliotheken? Een andere vraag die me enorm bezighoudt is de vraag naar een curriculum. Moet je een curriculum maken of moet je er vooral voor zorgen dat scholen een Maker Space gaan maken? En waar moet die Maker Space aan voldoen? Wie gaat die bemensen? Welke opleidingen zijn er nodig? Welke rol spelen de FABlabs daarin? En ook moeten de platte vragen worden beantwoord. Vragen als: waar moet het geld vandaan komen, waar de tijd?
Een groot voordeel is dat er enorm veel energie is binnen de groeiende groep mensen die zich met Maker Education bezighoudt. We gaan volgend jaar daar enorm gebruik van maken en daarbij veel plezier beleven. Dat is zeker!
Wij
Op De Populier zijn we al lange tijd bezig met Maker Education. Overigens het grootste deel van de tijd zonder dat we doorhadden dat dat zo heette. Voor mij, voor ons is het belangrijk dat we niet alleen over Maker Education praten maar vooral dat we het doen. Zo hebben we de heldere stelregel: als er iets is (een lezing. workshop o.i.d.) en we kunnen tegelijkertijd ook met de leerlingen iets gaan maken, dan doen we dat laatste. “Liever doen dan erover ouwehoeren” noemen we dat. Wij van de Populier:
Per-Ivar Kloen. Als er een vader is van Maker Education in Nederland is hij het. Extreem veel last van MIDT (Meer Ideeën Dan Tijd). Ik doe bijna niks zonder hem. Hij heeft dit stuk ook becommentarieerd en aangevuld.
Marten Hazelaar. Met hem ben ik begonnen leuke dingen te doen in het onderwijs. Bètakamp. Sciencestroom, knutselen. Man, man, man.
Rolf van Oven. Rolf maakt het allemaal mogelijk. Technisch, slim, relativerend. Geestig.
De andere geweldenaars. José die altijd alles organiseert, Bonita die onmisbaar is in de FABklas en de mooiste dingen laat maken, Esther die als enige van ons echt verstand heeft van dingen maken…
Er is het afgelopen jaar een samenwerkingsverband ontstaan. Ik heb heel veel van onderstaande mensen geleerd en ben blij dat we samen optrekken. Wij, de Kwartiermakers:
Jeroen de Boer van het Frysklab. Onvermoeibaar trekt hij de wereld door om te laten zien dat de bibliotheek dé plek is voor een FABlab. Bestuurslid FABlab Benelux. Groot pleitbezorger van de creatieve kant van Maken.
Karien Vermeulen: de verbinder. Programmamanager van Waag Society’s Creative Learning Lab. Zonder Karien ging het allemaal niet zo gefocust en goed.
Anne-Wil Lucas, Tweede Kamerlid VVD. Onuitputtelijke bron van energie. Weet de weg. Heel goed.
San Roque de Riomiera, maandag 3 augustus 2015,
Arjan van der Meij
Arjan is vooral docent natuurkunde. Ook heeft hij een paar jaar geleden
zijn dysbricolikaart moeten inleveren en durft hij zich maker te noemen.
Tegenwoordig maakt hij zich bijzonder druk.
Alle leerlingen moeten makers kunnen worden. Dat is zijn doel.
Hij zou graag een inspiratieboek voor Maker Educators schrijven.
Een kuil. Terwijl ik op reis was deze vakantie ontmoette ik Cato. Cato gaat naar groep 3 en tekende deze kuil voor mij.
Mijn onderzoek gaat over de zoektocht naar hoe ik kinderen enthousiast kan maken voor programmeren en hoe ik ze kan helpen de eerste stapjes in het programmeren te zetten. Ik ben altijd op zoek naar creatieve oplossingen om mijn ontwerpen interessanter te maken. Op deze manier probeer ik mezelf continu uit te dagen om sterke concepten te maken.
Hoe ben ik tot dit onderwerp gekomen?
Als student Grafisch Ontwerp ben ik graag creatief bezig met vorm- en kleurgebruik. Tekst en cijfers zijn dus niet de eerste dingen waar je aan denkt bij een creatief vak. Toch weet programmeren steeds meer terrein te winnen in ons vak. Waar grafisch ontwerp twintig jaar geleden nog geheel werd gelinkt aan print- en drukwerk, is dit tegenwoordig wel anders. Door de opkomst van internet, smartphones en tablets is het vak van een grafisch ontwerper flink veranderd. Door deze verandering ben ik in aanraking gekomen met programma’s als HTML, CSS en Processing, dit zijn programma’s waar je mee kunt programmeren. In de opleiding die ik nu volg en ook in de opleiding die ik gevolgd heb, is programmeren sporadisch aan bod gekomen. We leerden er te weinig over om echt een beeld van programmeren te krijgen. We leerden alleen de allereerste stapjes en daar konden we nog niks spectaculairs mee programmeren. Hierdoor werkten de lessen voor mij en veel klasgenoten averechts: We raakten niet geïnteresseerd in programmeren, maar we vonden het vooral erg ingewikkeld. Er is nooit genoeg tijd aan besteed om het echt onder de knie te krijgen. Door mijn minor Off Screen, waarin we veel interessante projecten te zien kregen waarin programmeren een belangrijk onderdeel was en we ons dus ook drie maanden volledig hierop hebben gericht, werd ik enthousiast over programmeren en wilde ik ermee aan de slag gaan. Door trial & error heb ik mezelf steeds meer geleerd over programmeren. Waar HTML en CSS nog niet volledige programmeertalen zijn, leer je in Processing de fundamentele stappen van programmeren. Ik ben hier nog maar een korte periode mee bezig en het vergt veel tijd, geduld en concentratie om dit te leren. Doordat ik dit mezelf aan moet leren, weet ik soms niet goed wat ik aan het doen ben. Ik had er veel voordeel van gehad wanneer ik dit al op jongere leeftijd had geleerd, omdat ik het dan waarschijnlijk sneller en gestructureerder had geleerd.
Aangezien programmeren op de basisschool geen verplicht vak is, zullen veel kinderen in de toekomst tegen dezelfde problemen aanlopen als waar ik nu tegenaan loop. Helemaal omdat we in de tijd waarin we nu leven, continu in contact staan met programma’s; op je smartphone, tablet en je laptop, maar ook apparaten zoals koelkasten, tv’s en magnetrons zijn geprogrammeerd. Programmeren gaat een steeds grotere rol spelen in ons dagelijks leven en zal belangrijk zijn voor de banen in de toekomst. Met dit project wil ik er voor gaan zorgen dat programmeren interessant en helder wordt voor jonge kinderen. Als je nu al kinderen kennis laat maken met programmeren, bereid je ze voor op een digitale toekomst en zul je sommige kinderen zelfs enthousiast maken voor een toekomstige baan in de ICT.
Onderzoek
Door alle bevindingen van de onderzoeken te combineren ben ik tot een beeldvorm gekomen die doeltreffend blijkt te zijn voor onderwijs aan kinderen. De kinderen leren samenwerken, plannen, schrijven, denken op een andere manier, programmeren en dit allemaal spelenderwijs.
Door eerst op zoek te gaan naar een overkoepelende beschrijving van het begrip programmeren, kreeg ik voor mezelf duidelijk wat daar de basis van is. Aangezien ik het me destijds zelf aan heb moeten leren, waren sommige aspecten van het programmeren voor mij ook nieuw. De belangrijkste aspecten van het programmeren zijn de algoritmes, de logica en de ‘if-then constructies’.
Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar wat kinderen al weten van programmeren en wat het aanbod van lesmateriaal voor kinderen op het moment is. De stelling die ik had aangenomen, kinderen al vroeg in aanraking laten komen met programmeren, was gebaseerd op mijn eigen mening. Door onderzoek te doen, kwam ik er achter dat er de afgelopen jaren veel geschreven is over programmeren voor kinderen. Door uit artikelen die ik vond, de bruikbare informatie te filteren, kreeg ik een totaalbeeld van de relevantie van mijn onderwerp. De generatie kinderen van nu groeit op in een digitale wereld en door de opkomst van de digitale techniek zullen er in de toekomst ook veel banen in de ICT zijn. Als we kinderen niet op tijd in aanraking laten komen met programmeren, is de kans groot dat de vraag naar ICT’ers straks het aanbod gaat overtreffen.
Met al deze kennis ben ik het onderwerp ‘Programmeren voor kinderen’ gaan bekijken. Toen ik wist wat belangrijkste basisprincipes van programmeren zijn en wat er op dit vlak al aan lesprogramma’s bestaat, wist ik wat werkt en wat niet werkt. Hierdoor kon ik vanuit mijn eigen visie bekijken hoe ik het onderwerp ‘programmeren voor kinderen’ zou aanpakken. De algoritmes van programmeren zie ik als een soort Rube Goldbergmachine, in een dergelijke machine word gebruik gemaakt van het domino effect, wanneer het eerste blokje wordt omgeduwd volgt er een kettingreactie van objecten die elkaar in beweging zetten. Door de algoritmes met de Rube Goldbergmachine te vergelijken, had ik een interessante, spannende invalshoek te pakken. Door het op deze manier aan te pakken, gebruikte ik de voorheen verzamelde informatie op een vernieuwende manier. Uiteindelijk heb ik deze grote complexe machine verkleint naar een knikkerbaan, hiermee kon ik alsnog een kettingreactie maken maar dan helder en inzichtelijk.
Ik heb een modulaire knikkerbaan gemaakt waarbij er knikkerbaan blokjes op een verticale wand geplaatst moeten worden.
Wat kunnen de kinderen ermee?
Door middel van deze programmeerbare knikkerbaan kan ik kinderen de basisprincipes van het programmeren uitleggen. Elk knikkerbaanblokje staat voor een stukje code, elke code heeft zijn eigen kleur. Zo maak ik onderscheid tussen, besturen, waarnemen, functies, uiterlijk en geluid. Daarnaast vind je in het lespakket leskaarten, dit zijn kaarten waar in computertaal een probleem wordt gesteld. Hierdoor leren de leerlingen hoe een computer denkt; elke functie van een programma moet namelijk nauwkeurig worden aangegeven op de juiste volgorde. Een computer zal zelf nooit denken dus wanneer er iets fout gaat ligt het altijd aan de gebruiker, in dit geval het kind. Kinderen moeten de problemen die op de leskaarten staan oplossen door de op het bord te plaatsen. Wanneer ze dit goed doen zal de knikkerbaan op de juiste manier werken. Wanneer ze dit fout doen, moeten ze gaan debuggen. Doordat het een analoge knikkerbaan is, is het voor kinderen erg inzichtelijk en tastbaar waardoor ze makkelijk de fout kunnen ontdekken. Aan het einde van groep vier kunnen de kinderen de overstap maken naar Scratch, een bestaande programmeertaal voor kinderen. Doordat het lespakket dezelfde kleuren, functies en opbouw gebruikt is deze overstap erg makkelijk te maken.
Uit mijn testjes blijkt dat de kinderen het ook daadwerkelijk erg leuk vinden en ze erg leergierig vervolgstappen willen en kunnen zetten. Dat is naar mijn mening het belangrijkste; wanneer het niet leuk is om te leren, leer je ook veel minder. Naast dat het visueel aantrekkelijk is, is er in mijn project ruimte voor vervolglessen. Met het lesmateriaal dat ik ontworpen heb, kunnen kinderen echt hun eigen ideeën verwezenlijken en dat is de essentie van programmeren. Het is niet een eenmalig leuk spelletje, ze kunnen hiermee echt vorderingen maken. Dit is meteen een goed aspect om kinderen geboeid te houden; kinderen willen steeds meer kunnen maken, wanneer dit lukt, is de beloning groot en wordt het weer een stapje moeilijker en leuker. Door dit door te trekken naar de programmeertaal Scratch, wordt het ultieme uit de kinderen gehaald. Doordat ze met de basiskennis aan Scratch beginnen, weten ze al wat er mogelijk is en zijn ze des te meer gedreven om er verder mee te gaan.
Ongeveer een jaar geleden hield mijn collega Godfried me aan in de gang. Hij was enthousiast over wat onze leerlingen maken op school en deelde dat met me. Uit dit gesprek kwam al snel het idee om ook bij geschiedenis iets te doen. We spraken af zo vlak voor de vakantie af om er eens over na te denken. “Ik help je!” beloofde ik Godfried. Na de zomer sprak Godfried me aan: “We gaan het doen!” Hij zag wel mogelijkheden om het in VWO 3 te doen, aan het einde van het jaar. Dat is dezelfde groep die vorig jaar voor het eerst de leveropdracht deed. Die kunnen wel wat. We gaan ervoor! Missie: maak geschiedenis.
Idee
Soundboard fx
Hoe het tot stand is gekomen, weet ik niet maar ergens is het idee gekomen om een monument te maken. Liefst een interactief monument. De klas verdelen we in groepjes. Er zitten relatief veel leerlingen in VWO 3 met drie jaar science-ervaring. We verdelen de groepjes zo dat in elk groepje een scienceleerling zit. Ze kiezen een gebeurtenis uit de geschiedenis en ontwerpen hiervoor een monument. De leerlingen onderbouwen de keuze en maken het monument. Godfried beoordeelt de inhoud, ik het product (klik hier voor het beoordelingsformulier). Met dat idee heb ik materiaal verzameld. De drempel wil ik zo laag mogelijk houden zodat elke leerling in staat is wat te maken. Sinds dit jaar gebruiken we veel karton, ook voor dit project. Voor het interactieve gedeelte hebben we drie eenvoudige electronicaproducten gekozen: makeymakey, Soundboard FX en de hummingbird kit. Heel even kort over deze materialen:
De Hummingbird Kit
MaKeyMaKey: Een wereldberoemde aanrakingsgevoelige controller die je zo zonder drivers te installeren kan gebruiken. Een supervrolijk apparaat dat je bij elk vak en elk niveau kan gebruiken.
Soundboard FX: een geweldig stukje elektronica waarmee je heel makkelijk geluid toevoegt aan een project. ik schreef er eerder dit blogje over: https://makered.nl/?p=1002
De Hummingbird kit: deze robotkit is een heel mooi platform om actuatoren en sensoren toe te voegen aan een project. Voor het programmeren zijn verschillende talen te gebruiken. Van nog simpeler dan Scratch, tot Python en Java. In tweede versie van deze kit is de op de achterkant een Arduino Leonardo te vinden.
Met deze materialen kan elke leerling het monument interactief maken. Ze zijn allemaal laagdrempelig zodat de focus op het idee blijft en niet op het leren omgaan met de producten. De afstand tussen idee en product is zo kort mogelijk.
De lessen
Het afspreken met Godfried was vaak lastig. We zijn allebei druk en komen elkaar weinig tegen. We hadden allebei het idee dat dit na de examens beter zou worden. Dat werd het niet. Een gezamenlijk startmoment zoeken bijvoorbeeld bleek haast niet te doen. Gelukkig zijn er meer manieren om met elkaar in contact te staan en via de mail kreeg ik dan ook de opdracht die Godfried voor de leerlingen had gemaakt. Een te gekke opdracht in de vorm van een brief (klik hier om de brief te downloaden) van de minister. Ik had er nu nog meer zin in.
Wat ook ingewikkeld bleek, was het vinden van momenten waarop de leerlingen hun monumenten konden maken. Gezamenlijk starten en tussenuren opvullen lukte niet. Na wat puzzelen zijn waren er twee negende uren (15.30-16.15 uur) waar de leerlingen bij mij terecht konden. Verre van ideaal aangezien ze voor deze uren moeten reizen van een andere locatie en onze VWO-leerlingen al een heel druk rooster hebben. Het was niet anders, het is ook een experiment, hielden we onszelf voor. Voor het inhoudelijke deel waren de lessen Geschiedenis (twee uur/week) van Godfried beschikbaar. Alles bij elkaar hebben de leerlingen veertien lessen de tijd gehad waarvan zes in hun eigen tijd.
Na het aparte startmoment voor het FAB gedeelte, waarin ik de materialen toelichtte, gingen de leerlingen aan de slag. En aan de slag is bij deze groep ook echt aan de slag. Aan het eerste negende uur plakten veel groepjes moeiteloos een tiende en soms een elfde uur vast. Dit bleek de standaard voor het hele project. Arjan schreef er al over, de leerlingen waren vaak, samen met VWO 5 in het Maak Natuurkunde project (zie: https://makered.nl/?p=1420), tot 17.30 uur bezig. Wat een energie kwam er nog los zo op het eind van het jaar! Daarnaast werd er via een voor dit project opgerichte appgroep regelmatig de vraag gesteld of er gewerkt kon worden in ons lab. Die appjes begonnen al voor ’s ochtends zeven uur. Van voor het eerste uur tot na vijf uur in de middagen, in alle tussenuren, er waren altijd leerlingen bezig. Niet altijd een handige combinatie met TOA’s die al in eindejaar-opruim-modus staan. Gelukkig vielen er geen doden.
De evaluatie
Tijdens de vele uren mopperden de leerlingen best over het feit dat er zo weinig tijd is om het project te doen. Deels hebben ze gelijk al was er ook tijd te winnen door het minder goed of mooi te maken. Dat is voor deze groep geen optie. Ze gaan ervoor, mooi en goed. Dat betekent wel meer tijd. Dit is iets om rekening mee te houden.
De opzet van het project was in principe goed. De lessen van geschiedenis om in te werken, met daarnaast uren waar ons FABlab open is. De leerlingen krijgen geen huiswerk dus mag je de uren na schooltijd als huiswerk beschouwen. In uitvoering bleek het wel iets anders uit te pakken. Zoals gezegd besteden de leerlingen heel veel tijd aan het maken. Het project is ook met horten en stoten opgang gekomen. Doordat er geen gezamenlijk start was, waren de ideeën al gevormd voordat de materialen bekend waren. Het verliep hierdoor in de aanloop allemaal wat stroef voor de leerlingen. Het was onduidelijk.
De resultaten zijn geweldig mooi en soms ook inhoudelijk sterk! Wat opviel is de aandacht voor merken en multinationals. Godfried heeft ze nadrukkelijk vrijgelaten en voorgehouden dat met een goede onderbouwing alles mogelijk is. Toch is het apart dat er vaak in de richting van merken werd gekozen. Wellicht is een beperking in de opdracht, bijvoorbeeld “Verzin, ontwerp en bouw een monument voor één van de onderwerpen die we dit jaar hebben behandeld.” een beter idee.
Wat ook opviel is dat niet alle projecten interactief waren. Dit komt waarschijnlijk doordat de opdracht niet helemaal duidelijk was en tijd zat tussen de ideeën en het maken. Naast standaard electronica, hebben verder alle groepjes gekozen voor het soundboard. Gezien de tijd wellicht ook de snelste manier om je project interactief te maken. Er is geen enkel groepje geweest dat iets heeft geprogrammeerd. Het programmeren is nog onderbelicht op de Populier. Ik heb me voorgenomen volgend jaar een Scratchproject te doen.
Om iets te leren van de kritiek, heb ik aan het eind een enquête (klik hier voor de gebruikte enquête) afgenomen. Er is één vraag die ik eruit wil lichten: geef met drie woorden aan wat je van de opdracht vond. De enquete werd door 34 leerlingen ingevuld en dit is de top 5 van gescoorden woorden:
De leerlingen vinden het overwegend leuk en met als belangrijkste kritiek dat er te kort tijd was. Het verbaast me enigszins omdat, zoals je hebt kunnen lezen, best wat te mopperen viel. Aan de andere kant heb ik ook een enorme energie zien loskomen en dat is blijkbaar wat leerlingen het meest waarderen. Er was zeker kritiek, vaak heel goed en gericht, maar de enquete is overwegend heel positief.
Godfried was ook enthousiast! We komen elkaar nog steeds alleen in de wandelgangen tegen. In het voorbij gaan riep hij tegen me: “Het was leuk! De sectie was enthousiast en het staat voor komend jaar weer op het programma met meer tijd.”
Missie geslaagd: geschiedenis gemaakt!
De resultaten
Helaas zijn er een aantal foto’s en filmpjes verloren gegaan in de hectiek van de laatste weken. Er zaten nog een aantal hele mooie projecten tussen: monument voor een fiets, voor Napoleon, voor Martin Luther King. Eentje wil ik er nog noemen. Een monument voor de rechten van de vrouw. Het monument was Aletta Jacobs die een vlag op de maan plant. Hierbij hoor je afwisselend informatie over de maanlanding en informatie over Aletta Jacobs. Een prachtig beeld!
Hieronder een aantal foto’s en filmpjes van het project. We zijn erg benieuwd naar jullie reacties en vinden het leuk om dit te horen.
Geweldig leuk interactief: elk druk op de knop geeft een nieuw grappig weetje!Bij een druk op de knop het bekende geluid van een beugelfles.Geweldig mooi gemaakt!Heel veel mooie details: het hekwerk bestaat uit opgeslagen boeken.
Oh die meester Tim is zo creatief. Oh hij maakt zulke leuke dingen met zijn kinderen. Wandelgangen praat. Alhoewel, ze zeggen het ook wel tegen me. Maar ben ik nou echt zo creatief?
Creatief zijn bestaat voor veel mensen uit goed kunnen tekenen, even kort door de bocht. Ik kan redelijk tekenen en ik kan vrij goed na tekenen. Maar dat maakt mij toch niet creatief, zeker niet als ik namaak (toch?)?
Mijn beeldend onderwijs is dat dan creatief? Ik ben niet bang om iets te proberen, als de grond vol verf zit dan maken we dat weer schoon. Snippers papier kun je opvegen. Dus ze mogen van alles. Alhoewel… De opdracht staat vast, maakt een monster… van papier.. op het platte vlak.. van deze grootte.. met deze kleuren… Ja iedereen maakt een ander monster, maar ze lijken toch allemaal wel op elkaar. Op zich vind ik dat niet erg, voor een keer. Maar het gebeurt steeds vaker. Gelukkig val ik nog niet terug op standaard vouwwerkjes of sjabloontjes. Maar er moest even iets veranderen.
Kerst 2014, ja eeuwen geleden. Sinds het begin van het schooljaar (nog verder geleden) werkten we op maandagmiddagen in thema’s. En we is de gymjuf en ik, in groep 5. Eigenlijk waren we hier vorig jaar (echt heel lang geleden) al mee begonnen. Maar nu echt. Dit varieerde van slootdiertjes zoeken tot een zintuigencircuit. En ook 4 maandagen techniek. Maar wat gaan we dan doen. We beginnen met een knikkerbaan maken, want dat hadden we vorig jaar ook al gedaan. Vereisten? Knikker moet rollen, dus van hoog naar laag (ja klinkt logisch, maar was het niet). En je mag alleen plakband en papier gebruiken. Hoe ga je dan de lucht in. Van te voren wel iets vertellen over een sterke constructie. Vorig jaar was gebleken dat zelf aanklooien niet werkte. Onze kinderen zijn erg gewend om te denken vanuit de leerkracht. Ik doe wat hij doet. Ik maak wat hij maakt. Soms handig, soms ook helemaal niet. Dus gaven we een klein voorzetje. Het filmpje wat hierbij zit is overigens van vorig jaar, mooie resultaten.
Maar goed het is kerst. Dus moeten we een kerstboom maken. Per toeval ook de kleuters erin weten te betrekken. Resthout werd gehaald bij diverse bouwmarkten en huizen. We gaan echt timmeren en zagen! Op school? Met groep 5? Das eng! Nou niet eng, wel spannend. Op school waren wel enkele zagen aanwezig, als ook hamers, spijkers en schroeven. We hadden 2 voorbeelden. Gecontroleerd maken zo een eerste keer. Terwijl de ene groep timmerde, zaagde en maakte deed de andere groep ontdekkingen met magneten en een leskist stroomkringen. Mooie resultaten, verhitte gezichten, tongen uit de mond. We leerden over sterke verbindingen, 1 spijker is niets. Over gereedschap, een priem? En we leerden natuurlijk maken.
En toen kwam daar thema kunst. Ideeen genoeg, op het platte vlak. Gymjuf Kelly kende een beeldhouwer. Die wilde wel komen en zo geschiedde. Diverse materialen werden aan ons knutselmagazijn toegevoegd. Daar waar er eerst alleen papier en kosteloos materiaal lag, kwamen er nu ijzerdraden, stroomdraden, kippengaas. Daarmee natuurlijk ook striptangen en ander soortig tanggespuis. We gingen kunst maken, 3d. Waar moet je rekening mee houden (veel meer kanten!)? Er waren 7 opties, ik weet ze niet meer precies. Er werd divers gekozen. Vaak met zijn 2-en, soms alleen. Er werd keihard gemaakt. Het grappige was dat de kinderen die de nieuwe materialen hadden gekozen helemaal los gingen terwijl de kinderen die bv. Klei hadden gekozen niet op gang kwamen. Of het hielden bij een poppetje. Ook hier weer een belangrijk stuk over verbindingen, wanneer zit iets vast en wanneer niet. Je kan niet eindeloos blijven plakken, dat maakt het lelijk. Ook hier weer verrassende resultaten, maar ook kinderen die duidelijk meer hulp nodig hebben bij het ontwerpproces.
Als laatste vertel ik nog over het bootjes maken. Voorwaarde: hij moet blijven drijven en hij moet een platform hebben om gewichtjes te kunnen dragen. Iedereen mocht een 1,5l fles meenemen, of 2. De boot blijft dus al gauw drijven. Maar op alleen een fles blijft niets liggen. Een filmpje werd bekeken over drijfvermogen, over boten. Het hele materialen arsenaal stond weer in de klas. Je bent natuurlijk een held als je het zonder fles weet te doen. Er waren enkele waaghalzen die het aandurfden en met succes. Alle boten dreven, ook de boten die gemaakt waren van eierdozen. Daar hadden ze heel slim aluminiumfolie omheen gewikkeld, want zo beredeneerden zij, als het karton nat wordt zinkt het uiteindelijk. Ik wist niet wat ik hoorde. Zo helemaal zelf verzonnen.
Er was er 1 die zijn fles helemaal kapot had geknipt, allemaal gaten erin. Of hij een nieuwe mocht. Nou nee, los het maar op. En dat deed hij, in eerste instantie met plakband (bijna net zo handig als ducttape). Later met allerlei constructies, niet allemaal even handig bleek later en kwam hij zelf tot de conclusie toe het schip begon te kapseizen. De beste boot had toch zeker wel een kilo aan gewicht op zich liggen! Ook hadden we een prijs voor de meest originele boot, een boot die anders was dan de rest, die op een originele manier het probleem wist te tackelen.
De kinderen vragen er nog steeds naar, wanneer gaan we weer zoiets doen. De kinderen uit de andere klassen kijken jaloers naar de dingen die wij gemaakt hebben. De kinderen die ik volgend jaar in groep 7 krijg hebben bij herhaling al gevraagd of we wel “ van die leuke dingen gaan doen”. Natuurlijk gaan we dat doen. De meester is zo creatief. Ja misschien wel.. maar die kinderen, als je ze even laat maken en ze er even in begeleidt. Man, wat zijn die dan creatief!
Gastblog van Jeroen de Boer
Domeinspecialist nieuwe media bij Bibliotheekservice Fryslân,
projectleider FryskLab, bestuurslid Stichting FabLab Benelux.
Amateurwielrenner, drummer en muziekfanaat.
Genomineerd voor Bibliothecaris van het Jaar 2015.
Dit blog verscheen eerder hier.
Twee berichten in m’n Twitterstream gisteren die beide over de maker movement en (informeel) maakonderwijs gaan, maar mijlenver uit elkaar staan.
Allereerst was daar het bericht dat op 23 september a.s. in Amsterdam het eventScienceMakers wordt georganiseerd. Het initiatief komt voort uit het programma Techniekpact van het Platform Bètatechniek (PBT), een top-down gremium dat zich richt op het stimuleren van wetenschap en techniek in het onderwijs. Ik zeg bewust top-down, omdat het geen enkel FabLab- of makersinitiatief (schoolvoorbeelden van grassroots ontwikkelingen) ooit gelukt is in dit proces te kunnen meedraaien en een graantje van de vele beschikbare techniekmiljoenen te kunnen meepikken.
En dat is heel erg raar gezien de vele initiatieven zoals Fabschool, waarin kwalitatief hoogwaardig onderwijsaanbod wordt samengebracht dat 100% afkomstig is uit de Nederlandse makersbeweging. Of de website van Maker Education Nederland, een initiatief van Arjan van der Meij. Of het manifest makersonderwijs, opgesteld door vele makers, leerkrachten, bibliothecarissen en andere betrokkenen zoals Kennisnet.
Dit laatste was het eerste en enige moment dat maakonderwijs bij de landelijke politiek op de agenda kwam. Het resulteerde ook in een aangenomen motie in de Kamer, ingediend door Anne Wil Lucas en Tanja Jadnanansing, onvermoeibare pleitbezorgsters van het uit het veld voortgekomen initiatief. Op de aangenomen motie, die werd gevolgd door gesprekken met minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker, wordt nu namens de indieners van het manifest geacteerd door Arjan van der Meij, Karien Vermeulen en mijzelf.
Eén van de onderscheidende elementen van de makersbeweging is het democratische karakter ervan. Alles wat van bovenaf georganiseerd is staat hier haaks op en doet er afbreuk aan. Ik maak me daarom zorgen over het gegeven dat het nu wordt geclaimd door een organisatie als PBT. En eigenlijk maak ik me er ook kwaad over. Er wordt namelijk volledig voorbijgegaan aan al het harde werk dat al jarenlang in het veld geleverd wordt. Daarover is door Kennisnet meermaals gepubliceerd: in 2014 in het Trendrapport en onlangs in de publicatieMaker Movement biedt onderwijs schat aan mogelijkheden.
Het gaat naast het onterecht claimen echter ook om aan andere grote tekortkoming. De PBT-benadering gaat namelijk volledig voorbij aan het inhoudelijke feit dat bij maken het creatieve element minstens zo belangrijk is als het wetenschappelijke of technische. Door het exclusief binnen bètakaders te trekken wordt een grote groep leerlingen en scholieren buiten beschouwing gelaten. En dat is zo ontzettend onterecht. Niet voor niets is het in het voor Techniekpact zo illustratieve Amerika al een duidelijke wending van STEM (science, technology, engineering, mathematics) naar STEAM (+ arts) merkbaar. Creativiteit, esthetiek en artisticiteit horen net zoveel bij maakonderwijs als bètavakken. In het ronde-tafelgesprek maakonderwijs was minister Bussemaker hierover heel duidelijk. Ook binnen de kunsteducatie zou ruimte voor makersinitiatieven moeten komen.
Door 150 toppers op een schild te hijsen (wat ik voor hen overigens fantastisch vind, laat dat voorop staan) wordt bewust een elite in het leven geroepen. Exclusiviteit is daarmee het credo van Sciencemakers. Dat kan niet verder af staan van de inclusiviteit van de maker movement en maakonderwijs. Niet voor niets zeggen docenten die hiermee al aan de slag zijn dat er bij kinderen andere kwaliteiten en competenties naar boven komen dan bij de ‘normale’ lessen. Door kinderen nu al bij voorhand uit te sluiten zet de bijl aan de wortel van een ontwikkeling die nog piepjong, maar zeer waardevol is.
Maar zoals gezegd kende mijn tijdlijn vandaag twee berichten over maken en maakonderwijs. De andere betrof het inhoudelijke artikelMeet Your Makers over de Capitol Hill Maker Faire. Hiervan was het IMLS (Institute of Museum and Library Services), naast Nation of Makers, één van de trekkers. Tim Carrigan, senior library program officer bij IMLS, verwoordt exact waarover het bij de makersbeweging gaat:
“The Maker movement itself is very free form, and… that’s part of the beauty of it and why it has been so successful, because it’s moving us away from things that are maybe, perhaps, more rigid.”
Vooral zijn zinsnede “because it’s moving us away from things that are maybe, perhaps, more rigid” triggerde me in relatie tot Sciencemakers. Daarnaast is ’t hét onderscheidende element van bibliotheekinitiatieven. Bibliotheken zijn immers de plekken waar iedereen altijd terecht kan om te leren. Daarmee zijn ze in vele opzichten een meer dan logische plek voor een makerspace of Fablab. Vorige week verscheen er al een speciale Makeruitgave van School Library Journal, volgens Carrigan een doorslaand succes. En in Nederland stomen we al op naar de dubbele cijfers wat het aantal bibliotheekfablabs betreft.
Het aanbieden van educatief aanbod, al dan niet in nauwe samenwerking met het onderwijs, staat bij al die initiatieven voorop. Daarnaast kenmerken ze zich door het grassroots karakter, evenals alle andere mooie Nederlandse maakinitiatieven. Vaak gaat het om individuen die ermee aan de slag willen en door hard werken en doorzettingsvermogen daar steeds vaker in slagen. Ik durf wel te stellen dat juist het ontbreken van aansturing van bovenaf hieraan sterk bijdraagt. Maken wordt gedaan door de mensen die met hun poten in de klei staan en wordt niet bedacht op een ministerie of iets dat daaraan verwant is.
“De successen van talenten op het gebied van wetenschap en technologie en makeronderwijs bij kinderen krijgt nog te weinig aandacht en het podium dat het verdient”,
wordt gesteld op de Sciencemakerswebsite. Daarmee kan niemand het oneens zijn. Maar ere wie ere toekomt, beste mensen. Het gaat me daadwerkelijk aan het hart dat het concept maakonderwijs niet alleen onterecht wordt geclaimd door PBT, maar nog veel meer dat men doet voorkomen alsof er vóór het event op 23 september niets gebeurd is. Dat is haast een schoffering van alle prachtige initiatieven die al jarenlang genomen én op kleine schaal uitgevoerd worden en die heus bij PBT bekend zijn.
Alle daadwerkelijk bij het maakonderwijs betrokken partijen wachten daarom vol verwachting tot het verzoek voor inhoudelijke bijdrage aan het event op de deurmat ploft. Gelukkig is er nog álle tijd om een gedegen programma neer te zetten dat het maakonderwijs verdient en dat recht doet aan alle energie die er al ingestoken is.
In het nieuwe programma voor natuurkunde zit wat lucht. Verder bestaat mijn 5 VWO klas van dit schooljaar uit zeer enthousiaste jongens en meisjes die o.a. op bètakamp (zie bijv. hier: bètakamp Cardboard Fashion Show) hebben laten zien dat ze vol ideeën zitten en ook nog de vaardigheden bezitten om het te maken. Zo’n kans heb je maar zelden dus ik heb een project opgetuigd dat “Maak Natuurkunde” heet.
Er moet een natuurkundige component in het product zitten
Het product moet aan het einde werken
Zoveel als mogelijk werken met eenvoudige, goedkope materialen.
Ik opperde een paar ideeën:
Maak een meetinstrument
Maak een demonstratieproef
Maak een natuurkundig computerprogramma
Maak een kunstwerk gebaseerd op een natuurkundig principe
…
De beoordeling wilde ik bij zo’n experiment niet al te rigoureus doen, dus, ik beloofde ze een SO cijfer dat een voldoende zou zijn als ze lekker hadden gewerkt en ook daadwerkelijk iets hadden gemaakt. Ik schatte in dat vijf lessen plus de bijbehorende “huiswerktijd” genoeg moest zijn. De leerlingen werden aangespoord in tweetallen te gaan werken (alleen mocht ook) en ik organiseerde allereerst een brainstorm/onderzoeksles. Wanneer ze een idee hadden, moesten ze een mail sturen met de benodigdheden aan mijn TOA en aan mij. Wij hadden ongeveer een week om te zien of we de spullen hadden of moesten kopen en of dat niet goedkoper kon of zelfs moest. We vonden slechts één uur in de week in het rooster waarop de leerlingen (net aan, er waren ook nog drie (!) andere klassen bezig) gebruik konden maken van onze maakruimte.
De lessen
De leerlingen zijn, zoals ik al eerder schreef, behoorlijk vaardig en gewend om dingen te maken. Dat kon je ook goed zien. Vanaf het begin werd er hard gewerkt en omdat ze goed de weg weten in onze maakruimtes liep dat vanaf het begin lekker. Vanzelfsprekend liepen sommige groepen tegen problemen aan. Maken is volstrekt niet lineair en vaak behoorlijk lastig voorspelbaar. Ideeën moesten worden bijgesteld of zelfs helemaal vervangen door werkbaardere ideeën. Dat is dan vaak weer behoorlijk lastig vanwege het feit dat als je iets moet bestellen het even duurt voordat het er is. Voor een aantal leerlingen verviel er ook nog een les omdat ze nog in Rome waren. Ook dat maakt het niet gemakkelijker.
Aan het einde van de vijfweekse periode bleek dat deze tijd wel wat aan de korte kant was en werd er behoorlijk hard gewerkt in tussenuren en na hun reguliere programma. Rolf, mijn makker en TOA, zat regelmatig tot en uur of half zes, zes uur in onze maakruimte met de leerlingen en moest ze vaak verzoeken naar huis te gaan. Uiteindelijk werden de producten gepresenteerd op dinsdag 23 juni.
De evaluatie
Voorafgaand aan de presentatie heb ik de leerlingen gevraagd even terug te kijken op het proces. Ik begon met de vraag of zij vonden dat ik dit vaker moest doen? Er was geen enkele leerling die zei dat we dat niet moesten doen. “Leuk dus?” “Jaaa!” Vanzelfsprekend waren er best een boel kritiekpunten. Zo vonden de leerlingen het echt te kort, wilden ze ook meer tijd om een goed idee te bedenken en zouden ze graag een dubbeluur hebben voor deze activiteit (“anders pak je een zaag en dan gaat de bel alweer!“). Gevraagd naar de “huiswerkbelasting” varieerde hun inschatting van 4 tot 20 uur naast de les. Dat is voor 5 lessen veel tot extreem veel. Er werd overigens niet bij gezegd dat ze dat teveel vonden. Dat is leuk.
De rubric die nog wel wat beter mag. Klik om te vergroten.
Wat we volgend jaar anders gaan doen:
We plannen 2 lesuren voor het bedenken van een goed idee
We plannen 7 effectieve lesuren voor het maken en een voor de presentatie
We proberen het uur aan het eind van de dag te krijgen. Dat is overigens heel lastig omdat er al zoveel gemaakt wordt door andere klassen ook.
Tussen het de ideevorming en de maaklessen moet een week of twee zitten zodat we de spullen kunnen bestellen die ze nodig hebben (of kunnen we het bijstellen).
De link met de natuurkunde mag iets scherper; vanzelfsprekend kun je zeggen dat alles natuurkunde is, maar ik wil dat graag wat explicieter. Dit jaar was de test dus ik heb dit zeer bescheiden bevraagd maar dat wil ik volgend jaar beter.
We hebben het dit jaar dus een cijfer gegeven. Dat past ook in het systeem van mijn school, De Populier. Bovendien werken ze er hard voor en willen dan ook graag een cijfer. De cijfers die we gaven leidden ook niet tot gemopper maar echt helemaal tevreden ben ik niet. Ik had een rubric gemaakt die ik uiteindelijk toch niet helemaal goed vond. Ik probeer hem beter te maken.
In een klas (en zeker bij natuurkunde) zitten eigenlijk ook altijd een aantal leerlingen voor wie zo’n open opdracht heel moeilijk of zelfs niet te doen is. We hebben dit van tevoren wel aan zien komen en daar ook wat maatregelen voor genomen (wat gestructureerde opdrachten, iets meer hulp) maar dit was niet genoeg. De resultaten waren eigenlijk niet voldoende maar dat reken ik mezelf meer aan dan de leerlingen (die daar dus ook geen slecht cijfer voor hebben gekregen). We gaan hier eens wat uitgebreider over praten aan het begin van volgend schooljaar. Een interessant punt.
Heb je, als lezer van dit blog, ideeën, verbeterpunten, kritiek, etc.? Laat het me via de comments hieronder, twitter, mail weten!
Over waarom zijn veel knutselpakketjes van de duivel zijn (ok, gewoon best saai) en hoe je je creatieve materiaal kunt annexeren. En wat IKEA daar mee te maken heeft.
Meisjes krijgen knutselpakketjes voor hun verjaardag.
Mijn dochter ook. Superleuk! Allemaal mooie zelfmaakdingetjes. Veel leuker dan kant en klaar spul.
IKEA effect
En dat is ook echt wetenschappelijk waar en bewezen! Als mensen zelf iets maken (ookal is het een bouwpakket), zijn ze er meer tevreden mee dan met een kant en klaar gekocht ding. Dat heet het IKEA effect . Zelfgemaakt, en dus van jou!
Waterdichte theorie. Gek dus dat dochterlief al die pakketjes na haar verjaardag opslaat. Of meer, tentoonstelt. Heel netjes staan ze naast elkaar in een almaar groeiende verzameling. En verder doet ze er niets mee.
En dat is gek! Want die pakketjes zijn hartstikke leuk.
IJzerdraad
Kijken we dan bijvoorbeeld naar ijzerdraad dan is dat heel anders. IJzerdraad heeft zijn uiterlijk niet zo mee.
Koppig is het. Het is niets, het heeft geen kleur, het is hard, het wordt nooit netjes recht, … Lastig om mee te werken! De stap naar ijzerdraad is groot; het is te ver weg van wat kinderen beschouwen als iets dat ze zelf kunnen.
Een knutselpakket is dus veel beter voor kinderen!
Toch? Nee!
Vygotsky zegt dat ontwikkeling van kinderen (mensen?) in sprongen gaat. Wat je zelf weet brengt je tot een bepaald punt, op dat punt aangekomen heb je iets of iemand nodig die je in jouw zone van naaste ontwikkeling brengt. Ik stel me voor dat zo’n pakket dat beoogt, maar in feite vooral communiceert dat je daar niet aan toe bent.
Kijken we vanuit zijn werk naar de knustelpakket dan zegt het ineens iets heel anders.
Want als we goed kijken zijn de meeste knutselpakketten zo voorgekookt dat er helemaal geen sprong mee te maken is. Er valt niets te leren en bedenken. Je wordt er niet nieuwsgierig van. Het nodigt niet uit tot oneigenlijk gebruik.
Alles is voorgestanst! Je mag er niets anders mee maken.
En dan blijkt het ijzerdraad ineens veel vriendelijker dat we eerst dachten.
Ik houd echt van ijzerdraad. En mijn dochter ook!
Dit maakte ze onlangs zonder instructie.
Hoe dat ging met haar zone van naaste ontwikkeling? Ik heb laten zien hoe je moet solderen en meegedacht over de constructie. Dat is alles. Maar vooral heb ik naast haar ook iets zitten maken. Zodat ik laat zien dat dat kan en leuk is. En dat het een proces is waar je alleen maar vertrouwen in het moment voor nodig hebt. Lekker aanklooien.
Aandacht dus
Met aandachtige samenwerking hebben we geen knutselpakketten meer nodig. Wat heerlijk! Want als alles klopt en past is er niet zoveel avontuur. (Zo ben ik zelf best wel moe van het beperkte kleurenpalet van sommige Hema knutseldingen. Maar hey, dat ben ik.)
Avontuur
Volgens mij gaat het om het annexeren van je eigen materiaal, het de baas worden! En als het niet tegenstribbelt, heb je ook niet echt gewonnen. (Perfect op elkaar afgestemde kleuren stribbelen niet tegen Hema!)
Ongemak voelen, zodat je wel moet.
Dat vindt mijn junior-expertteam ook. Toen we de Klooikoffer over het lijmpistool [http://lekkersamenklooien.nl/lekkersamenklooien/klooikoffer-2-het-lijmpistool/] maakten en dachten over wat erin moest kwamen ze hiermee:
Zes oogjes, maar niet drie setjes van twee. ‘Als ze ongelijk zijn, maken kinderen sowieso iets geks!’ En bij die opmerking keken ze heel trots.
Een open brief aan Frans van Houten en het Nederlandse bedrijfsleven.
Geachte heer van Houten,
Vandaag zag ik de oproep van Jan Koster, Customer Innovation Principal bij SAP Nederland. Hij roept op “Design Thinking” tot een verplicht vak te maken op onze scholen. Het deed me denken aan uw oproep (klik om te lezen) aan generatie Y. Ik richt me in deze open brief even tot u. Ik hoop dat u, maar ook uw collega’s in het Nederlandse bedrijfsleven die onze jeugd een warm hart toedragen, zich aangesproken voelt. Mijn reactie komt namelijk voort uit hetzelfde gevoel. Ik denk dat we samen echt iets van de grond kunnen krijgen.
De tijd waarin u actief en succesvol aan het ondernemen bent geweest is een andere dan de tijd van nu. U gaf het in uw open brief al haarfijn aan. Waar toegang tot baanbrekende technieken vroeger op bedrijfsniveau plaatsvond, zijn veel hedendaagse baanbrekende technologieën tegenwoordig op het niveau van het huishouden. Voor mij is het onvolprezen NatLab het voorbeeld van wat toegang tot de nieuwste technieken kan betekenen. Getalenteerde werknemers brachten geweldige producten voort en daarnaast welvaart en trots voor de rest van Nederland. Generatie Y verdient ook een NatLab! Generatie Y heeft de mogelijkheid om hun ideeën echt te laten worden: thuis, op school of in een bibliotheek. Het is zaak om deze nieuwe generatie goed voor te bereiden en vroeg in aanraking te brengen met de welhaast onbegrensde mogelijkheden van deze tijd. Waar uw bedrijf het geweldige NatLab nodig heeft gehad, heeft generatie Y nu haar eigen versie van het NatLab nodig. Laten we het NatFab noemen.
Wanneer u en ik tot de oude, lineaire economie behoren, laten we er dan samen alles aan doen om de randvoorwaarden zo te maken dat het er massaal aan uw oproep gehoor gegeven kan worden. Laten we niet wachten. U als ondernemer weet, een goed idee is niet genoeg. In het doen zit het verschil. Ik roep u op, en met u het Nederlandse bedrijfsleven, de generatie Y zo goed mogelijk te helpen de toekomst vorm te geven. Wij hebben de dure plicht hen te helpen; ze moeten onder andere de problemen oplossen die wij als generatie hebben laten liggen naast al het ongewisse wat de toekomst nog brengt.
Ik hoop dat u inmiddels van uw stoel bent geveerd en het ondernemersbloed sneller is gaan stromen. U snapt dat ik hetzelfde gevoel had toen ik uw brief las. Ik wil u hieronder graag een aantal ideeën aan de hand doen waarmee het mogelijk wordt voor generatie Y om straks de vaardigheden en mogelijkheden te ontdekken waarmee ze de radicale beslissingen kunnen nemen die we zo nodig hebben.
Waar zouden we aan kunnen denken?
Een fonds waar scholen geld kunnen aanvragen voor hun eigen NatLab in te richten. (zoals bijvoorbeeld Northrop Grumman doet)
Lespakket met materiaal waarin leerlingen iets mee kunnen maken, een oplossing voor een probleem bedenken. Dit kan als jaarlijkse wedstrijd. (generatie Y noemt het een challenge, hier een mooi voorbeeld)
Steun aan dit platform zodat we veel scholen, ouders en leerlingen kunnen helpen.
Hulp bij het organiseren van een makerfaire gericht op het onderwijs.
Vanzelfsprekend zijn dit slechts voorstellen en licht ik u ze graag toe. Doet u nu mee om het voor morgen echt beter te maken? Op ons kunt u rekenen, generatie Y ook op u? Ik kan niet wachten!