Design & Innovation in Harderwijk

Dit gastblog is geschreven door:
Ir. A.W. (Anne-Wil) Lucas
Tweede Kamerlid VVD-fractie
@annewillucas

Donderdag had ik weer geluk. Ik mocht op bezoek bij Erik Hofman. Een pionier in het onderwijs! Sinds 2004 wordt op de VMBO-school in Harderwijk, onderdeel van Landstede,  het vak Design & Innovation gegeven en vandaag presenteerden de leerlingen hun projecten.
Erik kwam ik tegen op twitter. Ik werd gegrepen door het fantastische filmpje over het vak dat hij geeft.


Het filmpje ademt creativiteit, innovatie, de arbeidsmarkt van morgen en het benutten van ieders talent. Laten dat nu net de dingen zijn waar ik me in Den Haag druk over maak.

Op naar Harderwijk dus. Ik werd al blij van de dames bij de deur die vroegen ‘komt u voor onze presentatie?’. Het zelfvertrouwen en enthousiasme spat er af!

leerlingenNaast leerlingen en ouders waren er ook veel docenten van andere scholen. Andere VMBO-scholen, maar ook havo, vwo en MBO. Het enthousiasme van Erik en collega’s werkt blijkbaar aanstekelijk! En dat is volgens mij de beste manier om het onderwijs te veranderen. Door docenten die gaan pionieren en anderen aansteken. De discussie en gesprekken achteraf gingen ook niet over toetsen, onderwijstijd of de inspectie, maar over de banen van morgen, ondernemerschap en talent.

Wat doen ze dan, daar in Harderwijk? Sinds 2004 dit vak geven, waar het draait om programmeren, ontwerpen op de computer, 3D-printing, fotografie, film en ondernemerschap. Na de basisvaardigheden kiezen de leerlingen hun eigen specialisatie. Dat leidt dus tot zelfontworpen auto’s die in 3D-geprint zijn, een compleet motorblok dat omgezet is in honderden 3D-onderdelen, een perfect geknipte film, animaties die in een game opgenomen kunnen worden, een app waarmee je je debiteurenadministratie bij kan houden en een nieuw modeblad.

Maar het levert vooral leerlingen op die vol trots vertellen over hun werk. Die overwegen maar een Kamer van Koophandelnummer aan te gaan vragen en nu weten wat ze later willen gaan doen.

ErikWat ik opvallend vond was de houding van Erik en zijn collega’s. Ze zijn overduidelijk de docent, maar realiseren zich ook dat de leerlingen soms sneller en beter begrijpen hoe programma’s werken. Een docent gaf toe dat hij vroeger thuis tutorials zat te kijken voor de volgende dag. Inmiddels is het credo: Google is onze beste vriend. En misschien was dat wel de les van de dag voor mij. De technologische veranderingen gaan zo snel, dat je het als onderwijs ook niet bij kunt houden. Als je maar durft te leren van je leerlingen en samen op onderzoek durft uit te gaan. Dan sluit je aan op de talenten van je leerlingen en daag je ze uit om een leven lang te blijven leren.

Daan de Beer was er ook. Een oud-leerling, die inmiddels zijn eigen filmbedrijf heeft. Hij vertelde dat hij inmiddels prijzen wint met zijn korte films, maar dat het allemaal begon bij het vak Design&Innovation. Tja. Wat moet ik daar nog aan toevoegen?

 

annewilIr. A.W. (Anne-Wil) Lucas
Tweede Kamerlid VVD-fractie
@annewillucas

Basisscholen: koop geen 3D-printer

De ster van het nieuwe maken

fail3Je kunt er niet omheen. De 3D-printer is het icoon van De Maker Movement, de topper van het moderne nieuwe Maken. Het wordt gebruikt in de voedselindustrie, in de medische wereld en zelfs in het International Space Station! En het is prachtig om te kijken naar iemand die voor het eerst een 3D-printer ziet. Gefascineerd, glimmende oogjes. De 3D-printer is een ster! De toekomst! Maar ook een last.

Maker Education gaat natuurlijk over technologie. Er komt steeds betere technologie beschikbaar voor steeds lagere prijzen en de 3D-printer is eigenlijk best betaalbaar geworden. En tegenwoordig komt deze via allerlei kanalen ook het klaslokaal binnen. Op basisscholen wordt de printer zelfs beschouwd als het antwoord op de vraag vanuit de overheid om iets aan Wetenschap en Technologie te gaan doen. Er zijn mooie initiatieven waarbij leerlingen ook de kans krijgen de 3D-printer zelf in elkaar te zetten.

Wel Maker Education, geen 3D-printer

fail1Maar. Er is dus ook een maar. Nu we een aantal jaar zelf een 3D-printer op school hebben en nu we een aantal jaar ervaring hebben met Maker Education, durven we de stelling aan dat je als basisschool beter geen 3D-printer kunt aanschaffen. We willen wel pleiten voor Maker Education, voor Makersonderwijs, voor knutselen. Sterker nog: we vinden dat je dat als leerkracht verplicht bent te doen met je leerlingen. Maar koop een 3D-printer als je echt niet meer weet wat je met je geld moet doen. En wanneer is dat nu het geval in onderwijs?

Ten eerste is 3D printen een hele jonge technologie, althans voor wat betreft de goedkope printers voor de consumentenmarkt. En jonge technologie heeft nogal eens de neiging niet goed te werken, kapot te gaan. Dit hebben we op de Populier ook meegemaakt. Vastlopend filament (de rollen plastic die je erin doet, de cartridge, zeg maar), heel ingewikkeld om te vervangen, onbegrijpelijke fouten. Onze eerste 3D-printer staat dan ook stil. En we hebben best wel wat technische expertise in huis. We krijgen hem zelf niet meer aan de praat.

Bovendien is 3D ontwerpen heel lastig. geavanceerde programma’s als AutoCAD, Blender, 3D Studio of Solidworks zijn heel ingewikkeld. Te ingewikkeld voor leerlingen op een basisschool (ook in het VO trouwens). Er zijn wel eenvoudiger programma’s als Blokify en het steeds populairder wordende Tinkercad (van Autodesk) maar die kunnen niet alles maken wat een leerling in haar of zijn hoofd heeft. Met name het nauwkeurig ontwerpen of het mooi en echt maken is bijna niet te doen. Het kost veel tijd en zelfs het inzetten van een 3D scanner helpt daar niet bij.

Helaas is het dus zo dat veel 3D-printers die de basisscholen zijn binnengebracht, op zijn best soms gedownloade dingen van Thingiverse (een website waar je 3D ontwerpen kunt downloaden) aan het printen zijn. Ook op mijn school, doet de de 3D-printer vooral dit. Het komt zelden voor dat een leerling iets maakt dat uitgeprint wordt. Het is dan ook altijd groot feest als dat een enkele keer wel gebeurt.

En daar komt nog bij dat het materiaal zo eenzijdig is. Consumentenprinters kunnen slechts plastic printen. Het lijkt er wel op dat er printers gaan komen die keramiek of metaal kunnen gaan printen maar het gaat nog lang duren voordat dit de scholen binnenkomt. Ook zijn de hedendaagse 3D-printers heel traag: het uitprinten van een ding ter grootte van een Playmobil®poppetje duurt vaak al meer dan een uur en mislukt nog wel eens. Ook dat motiveert niet.

Een groot gevaar

fail2Er is natuurlijk niets mis met leerlingen enthousiasmeren voor bèta en techniek met een fancy 3D-printer. Het is de toekomst, vast, en die moet je tonen aan de leerlingen. Basisscholen worden geacht (zie hier) om vanaf 2020 structureel wetenschap en Technologie op het programma te hebben staan. En door de komst van de 3D-printer in de school bestaat de kans dat scholen zeggen: “We doen er al wat aan: we hebben een 3D-printer!” En dat zou zo zonde zijn, zo jammer.

Maker Education gaat maar voor een heel klein gedeelte over moderne fabricagemiddelen. Het gaat veel meer om van kinderen Makers te maken. En dan is ruimte om het te doen (fysiek en in het rooster), veel materiaal (hout, plastic afval, verzin het maar) en een stimulerende docent veel belangrijk dan een fancy 3D-printer.

Wat dan?

De prijzen van 3D-printers dalen meer en meer. Een fatsoenlijke printer kost heden ten dage ongeveer €1500,-. En daar kun je fantastische gereedschappen en materialen voor kopen! En daarmee kunnen de leerlingen echt dingen gaan maken, hun fantasie gebruiken.

Onderstaand lijstje is wat je zou kunnen kopen voor dit bedrag als je leerlingen wil laten kennis maken met maken. Veel scholen hebben dit materiaal wellicht al. Dan is het dus nog gunstiger. Dit zou genoeg moeten zijn voor een klas van 30 leerlingen.

Schermafbeelding 2015-04-09 om 23.46.08

Arjan van der Meij

Geschreven met Per-Ivar Kloen, Marten Hazelaar en Rolf van Oven.
Reageren? Graag! Dat kan in de comments hieronder
of door zelf een stuk te schrijven.
We plaatsen het graag!

 

Meesterproef 2015

Een paar jaar geleden begon mijn grote vriend en collega Per-Ivar met de Meesterproef. De laatste module van de NLT-carrière van de leerlingen van HAVO 5 en VWO 6 kunnen we vrij indelen. Bij de Meesterproef moeten de leerlingen iets maken. Het maakt niet uit wat, als het maar uitdagend is. Ze moeten nog wat leren, het moet een beetje moeilijk zijn. We doen dit nu een paar jaar en het is altijd een van de hoogtepunten van ons schooljaar. Er zijn altijd weer leerlingen die opbloeien bij zo’n opdracht en laten zien dat ze nog veel meer kunnen dan we al dachten. En dat is gaaf!

Dit jaar waren een beetje bezorgd of het wel weer hetzelfde resultaat zou opleveren als de voorgaande jaren. Door omstandigheden was de module wat korter en er leek wat miner enthousiasme in deze groep te zitten. Dat is niet erg natuurlijk; het kan niet altijd helemaal geweldig zijn. Maar, bij de eindpresentatie bleek het toch weer helemaal goed gekomen te zijn. Doordat we “eisen” dat ze een werkend product leveren, is er de laatste dagen voor de presentatie nog vaak tot laat gewerkt en is het resultaat eigenlijk heel behoorlijk en soms geweldig!

Hieronder een lijst met de leerlingen wat ze gemaakt hebben. Dit kan ook bij jou op school! Kijk tot aan het einde!

Jaimy en Jip maakten een enorme opblaasbare neushoorn.
Je kunt er zelfs in.
IMG_6063

De pingpongbalmachine van Mike, Casper en Lesley. Alleen de motor werkte niet. Voor de rest heel mooi! 

De geweldige werkend kogelsnelheidsmeter van Quiten en Robin.
Een nerfgun kan zo’n 80 km/h halen!
IMG_6083
Een wandelende robot van Rimmer en Singh.
3D printen: echt lekker gaat dat nog vaak niet.
IMG_6091
De cryptex (een neologisme van Dan Brown
uit zijn boek de Davinci code),
een soort zelfgemaakte kluis, van Jelle, Methehan
en Chris, was nog niet af bij de presentatie.
Wel lekker gewerkt met de lasercutter.
 IMG_6128
Ten tijde van deze foto was de elektrische
gitaar van Wishay, Shehriyâr en Wouter
nog niet af, maar later hebben we een
concert gehad!
IMG_6114
Lisa, Janis en Nienke maakten een lamp
in een zelfgemaakte bal.
Enorm veel geleerd in dit proces.
IMG_6115
De telefoonoplader van Ben en Erik
die wordt gevoed door een dynamo
werkte wel zonder belasting maar
laadde de telefoon niet op vanwege
een vermogenstekort.
Wellicht nog een beetje tweaken.
IMG_6110
Een soort flipperkast van Maarten en Sherwin IMG_6108
Conor en Nora maakten een bluetooth
handschoen waarmee je echt kunt bellen!
Microfoon in de pink, luidspreker in de
duim. Cool!
IMG_6111

 

Peter-Friso, Thomas en Martijn maakten een vortex-kanon. Heel veel aan gesleuteld. 

Yeliz en Dorina zijn keihard aan het werk geweest voor dit geweldige kunstwerk! 

De steadycam van meestermakers Huub en Bas. In de winkel minimaal een paar honderd euro! 

Arjan van der Meij

Arjan is vooral docent natuurkunde. Ook heeft hij een paar jaar geleden 
zijn dysbricolikaart moeten inleveren en durft hij zich maker te noemen. 
Tegenwoordig maakt hij zich bijzonder druk. 
Alle leerlingen moeten makers kunnen worden. Dat is zijn doel.
Hij zou graag een inspiratieboek voor Maker Educators schrijven.

Programmeren. Niet voor geld.

“We moeten de concurrentie aan met China! Daarom moeten de leerlingen leren programmeren.”

Belastingen verlagen kan ook natuurlijk maar onderwijs zien als een plek waar je je concurrentiepositie verbetert, is behoorlijk gemeengoed geworden. En dat snap ik ook heus wel. Je hebt wel eens de neiging te vergeten dat de extreem hoge levensstandaard die we gemiddeld in Nederland hebben, wel ergens van betaald moet worden. Er moet nu, maar ook in de toekomst, geld verdiend worden.

Om geld alleen? Armzalig!

Maar om met deze argumenten in de hand ervoor te willen gaan zorgen dat de leerlingen leren programmeren (of Maker Education gaan doen) is armzalig en doet afbreuk aan het “geweldige idee” zoals Paulo Blikstein dat noemt. Maker Education en in dit geval programmeren heeft een eigen waarde. Een waarde die ver voorbij het kale, ietwat armoedig argument van dat je er geld mee kunt verdienen, gaat. Ik vind: kinderen zouden ook moeten leren programmeren als je er geen cent mee zou kunnen verdienen.

C64_startup_animiertDe Commodore 64

Op mijn 12e ging ik elke dag naar de bibliotheek in mijn geboortedorp Rijnsburg. Ze hadden daar namelijk een computer, een Commodore 64. Je kon intekenen en dan mocht je een uurtje. Een jaartje later had ik genoeg gespaard om er zelf een te kopen. Een eigen Commodore 64. Een beige computer vermomd als heel dik toetsenbord. Je sloot hem aan op de TV en na korte tijd verscheen er een cursor. Verder helemaal niets. Ik kocht er later een cassettespeler bij waar je programma’s op kon opslaan. Die werden opgeslagen met piepjes en fluitjes (je kon ook programma’s downloaden van de radio die deze piepjes en fluitjes uitzond). Mijn leven: huiswerk, voetballen, programmeren. Ik wist iets van Basic en ging aan de slag. Internet was er nog niet natuurlijk dus ik moet het uit boekjes hebben geleerd, boekjes uit de bieb. Mijn “magnus opus” was een grafisch programma om staafgrafieken te tekenen. Uren, uren, uren was ik daarmee bezig. Ik hield niet op tot het werkte zoals ik wilde. Laat in de avond als mijn moeder voor de zevende keer me naar bed gestuurd had, sloot ik af door op rec en play te drukken om mijn programma te saven. Vijf minuten later kon ik gaan slapen. (voor de C64 nostalgici: hier een lijstje met C64 emulators: http://www.zzap64.co.uk/c64/c64emulators.html en hier een lijstje PEEK en POKE commando’s: http://ready64.it/articoli/_files/043_pokesc64.txt)

Fijn en bevredigend

Programmeren is dus voor sommige kinderen heel fijn en bevredigend. Bits en bytes in rij en gelid zetten en de computer iets laten doen wat hij in eerste instantie niet van plan was. Dat is gaaf en voedt ook een diepgeworteld gevoelen: de wereld naar je hand zetten. Enigszins dramatisch kun je dit zelfs zien als wat ons onderscheidt van de andere dieren: wij zijn in staat dingen te maken die ons verder helpen.

Problemen oplossenscratchlittlebits

Dat is dan ook direct een ander prachtig aspect van programmeren dat kinderen aanspreekt en bovendien belangrijk is om te leren: je kunt er ook problemen mee oplossen. Zeker als je ook programma’s maakt die fysiek ingrijpen in de wereld, die iets aansturen (denk aan een Arduino, gekoppeld met LEDjes, motoren en wat dies meer zij). Tegenwoordig zijn de mogelijkheden eindeloos en de je hoeft er niet meer jaren voor te leren om iets moois te kunnen maken. Programmeertalen zijn er in alle soorten en maten en ook de koppeling met de echte wereld wordt steeds eenvoudiger (denk bijvoorbeeld aan Scratch, gecombineerd met Littlebits).

Frustraties overwinnen

stress-free-programming-frustrationProgrammeren is soms een zeer frustrerende bezigheid. Uren ben je aan het speuren naar dat ene foutje. Je kunt dat vanzelfsprekend ook best ergens anders vinden maar omgaan met deze frustratie, doorzettingsvermogen en de vaardigheden om te zoeken naar de oplossing op het internet, of in samenwerking met anderen is zeer leerzaam en wezenlijk. Voor mensen zoals ik, is de ervaring dat je extreem precies moet zijn en dat een probleem kan zitten in het gebruik van een ” i.p.v. een ‘ heel leerzaam. Ik heb daar elke dag profijt van.

Analytisch

Programmeren is verder een zeer analytische bezigheid. Wanneer je een complex programma gaat maken, ga je volgens gestructureerde stappen aan de slag maak je telkens een diepere laag in je programma, net zolang tot je bij het programmeren zelf belandt. Dit is wat ze in het Engels wel eens “computational thinking” noemen. Niet alleen toepasbaar als je programmeert maar je hebt hier wat aan op vele andere gebieden.

Overigens zijn er onder de voorstanders van programmeren als vak op school ook die vinden dat je bij deze abstracte wijze van programmeren moet blijven. Niet echt programmeren maar leren oplossingen te ontwerpen als:

  • herhaal 10 x
    • maak x 1 groter
  • stop herhaal
Uit welke film komt dit plaatje ook alweer?
Uit welke film komt dit plaatje ook alweer?

Ik zou daar niet voor zijn. Er is weinig zo bevredigend als een echt programma dat werkt. Ik begrijp wel dat programmeertalen niet het eeuwige leven hebben (hoewel er nog steeds in COBOL wordt gewerkt) maar je leert de algemene programmeervaardigheden prima met een programma. Het schakelen tussen programma’s kost uiteindelijk helemaal niet zoveel moeite. Mijn geschiedenis van programmeertalen ziet er als volgt uit:

  • Basic (op de Commodore 64)
  • Logo (op de Apple II op mijn middelbare school)
  • Modula-2 (in het eerste jaar van mijn studie natuurkunde aan de VU)
  • QBasic (op mijn eerste eigen PC)
  • Pascal (bij de eindstage van mijn studie)
  • Javascript (vanwege websitewerk)
  • PHP (ook vanwege websitewerk)
  • Arduino (een nerd kan niet zonder)
  • Processing (zie voor een voorbeeld van wat ik daarmee deed o.a. hier)
  • Python (ben ik nu mee bezig, met een ultrageheim project)

Verder heb ik wel wat andere dingen gebruikt maar niet grootscheeps. Ook aan Scratch heb ik wel eens geroken en vind het een schitterende manier om jonge mensen met ene programmeertaal kennis te laten maken.

Het is in ieder geval zo dat de overgang van de ene naar de ander programmeertaal vaak heel gemakkelijk ging. Lastig zijn altijd de kleine zaken. Zo hoef je bij Python de zinnen niet af te sluiten met een puntkomma o.i.d. en wordt er gekeken bij de interpretatie naar inspringende zinnen maar dat leer je heel snel. Zeker m.b.v. internet en (online) bekenden die je op weg kunnen helpen, gaat dit vaak vrij eenvoudig.

Lezen. Maar ook schrijven.

De wereld om ons heen wordt steeds digitaler. Dat is een cliché van jewelste en dus heel erg waar. Kinderen zijn grootgebruikers van deze digitale wereld. Ze moeten deze wereld goed leren gebruiken en daarom is het verstandig aandacht te besteden aan mediawijsheid,  digitale geletterdheid. Dat is de consumentenkant. Maar het is ook verstandig om iets te leren over de aanbodkant. Niet alleen leren lezen maar ook leren schrijven. En precies als bij het leren schrijven bij een taal als Nederlands, hoef je niet van elke leerling tye verwachten dat hij of zij een prachtig essay kan schrijven of een vlot opgeschreven opiniestuk of een fantastisch verhaal. Dat is niet nodig. Maar het is wel goed dat je leert hoe je dat aanpakt. Wat de regels zijn, wat de structuur is. Daar wordt je een slimmere lezer van. Zo is dat ook bij programmeren. Vanzelfsprekend hoeft niet elke leerling een knappe programmeur te worden maar je verkrijgt een diepe kennis van de digitale wereld om je heen door daar zelf actief aan te hebben gewerkt.

scratch_mit_labDus.

Ja. Ik durf te zeggen dat ik vind dat elke leerling zou moeten leren programmeren. En nee, niet elke leerling hoeft een goede programmeur te worden. Laat elke leerling kennis maken op de basisschool met een vrolijke, visuele programmeertaal als Scratch. Laat leerlingen in het VO wat aanklooien met een taal als Python of Javascript. Leerlingen die meer willen kunnen dit doen door de verwerking bij een vak in een programma te gieten (“Maak een app voor natuurkunde over vallen…”). En voor de echte liefhebbers zou het fantastisch zijn als er een vak “programmeren” zou kunnen komen.

Niet vanwege het feit dat het onze welvaart in stand houdt of zelfs verbetert. Maar omdat het gewoonweg leerlingen iets leert dat belangrijk en gaaf is. Dat is meer dan genoeg. Meer dan genoeg.

Arjan van der Meij

Arjan is vooral docent natuurkunde. Ook heeft hij een paar jaar geleden 
zijn dysbricolikaart moeten inleveren en durft hij zich maker te noemen. 
Tegenwoordig maakt hij zich bijzonder druk. 
Alle leerlingen moeten makers kunnen worden. Dat is zijn doel.
Hij zou graag een inspiratieboek voor Maker Educators schrijven.

En ineens ben je een maker

Astrid Poot is hoofd jeugd/familie projecten en creatief/strateeg bij Fonk,
maker, schrijver, spreker maar vooral eeuwig lerend!
Deze blog is ook hier gepubliceerd.

Samen kwetsbaar, samen leren, samen groeien: en ineens ben je een maker

Een blog over liefde en hoe je jezelf ineens terug kunt vinden als maker. En wat er nodig is om daar te komen.

Ik houd van maken. Maken maakt me energiek, nerveus vrolijk en hongerig naar inspiratie. Nieuwe kennis is superlekker en het onbekende lokt als een koor Sirenen. Een heerlijke staat van zijn die ik iedereen gun.

Ik houd ook van onderwijs. En van leerkrachten. Jij zult maar de persoon zijn die een kind leert lezen. Die de liefde voor abstracte wetenschap aanwakkert. Of voor enorm lekker koken. En een kind laat zien wie hij kan worden en misschien al is. En dat voor alle kinderen! Een leerkracht die een maand afwezig is wordt waarschijnlijk harder gemist dan een consultant op vakantie.

We hebben allemaal onderwijs genoten en vinden er dus ook allemaal wat van. Zo vinden we nu dat al onze leraren 21st century skills moeten onderwijzen. Ze moeten maker-educators worden, want daar geloven wij in. Leerkrachten moeten dat willen want ze moeten met hun tijd mee gaan.

omdenkenGewoon anders denken!

Hoe goed dit soort adviezen ook lijken, op mij komen ze vaak toch wat oordelend over. Zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar misschien durf je gewoon niet in het diepe! Dat is toch prima?

En dus wil ik niet oordelen over mensen die het moeilijk vinden om ‘gewoon’ programmeren te geven in hun klas. Of die zich echt niet goed voelen met een soldeerbout. Uitgangspunt is wat mij betreft dat mensen goede redenen hebben om te doen wat ze doen. En even goede redenen om sommige dingen niet te doen. Bijvoorbeeld omdat ze het super moeilijk vinden.

Alleen als we met veel liefde en empathie anderen inspireren, verandert het gevoel van (tegen je zin) moeten in echt zelf willen.

Het grote onbekende

Onlangs heb ik samen met Hester IJsseling het onbekende onderzocht. Graag vertel ik over wat we hebben geleerd.

Studiedag OOadA: leren is een avontuur.

lijmHester en ik zijn beide razend geïnteresseerd in het oprekken van persoonlijke grenzen tijdens het leren. In de workshop die we samen gaven tijdens de studiedag van Openbaar Onderwijs Aan de Amstel wilden we leerkrachten laten ervaren hoe het is met iets onbekends geconfronteerd te worden. Want ‘Crisis is goed’ zeggen ze op Hesters school De Kleine Reus. (Stoer he?)

flowWe gingen met ledjes en batterijtjes aan het werk, zonder centrale uitleg en zonder echte opdracht. Een prachtig verslag van de dag lees je op de blog van Hester.

Dit zag ik:

Het begon gelijk: voor sommige leerkrachten was het heel heftig niet in een lezing terecht te komen, maar in een atelier. Met spullen. Om dingen mee te maken. Er wilden mensen weglopen en die zeiden dat hardop. Ze gingen toch zitten en voelden zich ongemakkelijk (warm, wiebelig) en zeiden dat ook hardop. Maar er was geen ontsnappen aan (en de anderen gingen wel gewoon aan de slag), dus met een verbeten focus dan toch maar aan het werk. En ineens breekt de zon door: de led brandt! Verbetenheid maakt plaats voor blijdschap. Er wordt gekletst! En gedeeld! Flow. Aan het eind van het uur had bijna iedereen een eigen (en allemaal verschillende) lamp gemaakt. En had iedereen ervaren hoe onveilig nieuwe dingen soms zijn en hoe trots je bent als je jezelf kunt oppakken en achter de drempel weer kunt neerzetten.

trots

Wat mij persoonlijk is bijgebleven is dat het leren voor de meeste deelnemers best een pittige emotionele achtbaan was. En hoe kwetsbaar je bent als je in die achtbaan zit.

En dat niets doen als begeleider dan een echte kunst is. Mensen even laten bungelen, niet de oplossing voor ze bedenken. Want die oplossing weten ze zelf best, alleen nu nog niet. Ik vond het moeilijk die kwetsbaarheid te laten zijn, waarschijnlijk omdat ik zelf zo goed weet hoe verloren je je kunt voelen.

OK, over falen

Het mogen falen is in de mode. Falen is goud. Mensen die kunnen falen zijn winnaars! Maar –eerlijk is eerlijk- ik vind falen echt hartstikke moeilijk. En anderen zien falen vind ik ook moeilijk. En met mij velen. En om al die mensen die falen moeilijk vinden nou meteen te beschuldigen van een fixed mindset gaat wat mij betreft wat ver.

Ik denk dat falen zo moeilijk is omdat de omstandigheden waarin gefaald moet worden vaak niet helemaal goed zijn. Falen kun je niet afdwingen, maar kun je alleen uitnodigen. Glorieus falen gebeurt alleen als het veilig is.

Vertrouwen

Veilig is niet hetzelfde als iemand die zegt dat falen mag. Ik geloof dat het pas veilig is wanneer je zelf weet en voelt dat dat moeilijke nieuwe ding dat je gaat doen echt kan, en dat jij het kan.

  • Het kan: dat ledje krijg ik wel aan. Want de anderen kunnen het ook, kijk hoe ze bezig zijn!
  • Ik kan: ik zie wel wat manieren om te beginnen en iets gaafs te maken!

Het doel dat je gaat bereiken mag ver weg liggen, maar moet dus wel haalbaar voelen. Waar je misschien eerst heel bewust heel onbekwaam was, blijk je ineens best bekwaam! Dat is een van de vrolijkste ontdekkingen die je over jezelf kunt doen.

Hoe voel je je?

Wat is er nodig om zo’n leersfeer te maken? Ik vond het super om te zien hoe verschillend de emotionele staat van lerenden kan zijn. De één lost zijn onzekerheid op door kennis op te doen, de ander maakt van onzekerheid heel makkelijk nieuwsgierigheid, de derde kijkt naar anderen en krijgt daardoor vertrouwen in zichzelf. En soms is iemand gewoon boos. En sommige mensen werken graag alleen waar anderen meteen in een groepje klonteren.

Kunnen zien en voelen wat er nodig is vraagt ook om veel zelfkennis. Als leerkracht onderzoek je dus ook steeds jezelf! En dat is pas hard leren. Samen kwetsbaar, samen leren, samen groeien.

Maken als vak

Ik stel me voor dat het kennen van je eigen humeur en dat van de kinderen in je klas van nature bij lesgeven hoort. Dat maakt je waarschijnlijk een goede leerkracht. Maar het maakt je nog niet tot een maker-educator. Waar veel leerkrachten tegenop lopen in het starten met maak onderwijs is dat ze er zelf inhoudelijk niet zoveel van weten. En dat het daardoor voelt als iets dat dus (nog) niet kan.

ledbatterijMaken is geen vak!

Maar wat nou als we maken niet letterlijk als vak zien, maar maken als onderzoek naar leren? Dan is het misschien wel veilig, omdat het dan ineens helemaal binnen de skillset van een leerkacht hoort.

Het is een onderzoek, er is geen vaste uitkomst nodig. De middelen zijn weliswaar nieuw, maar het leren over leren niet! Dan zijn ledjes en batterijtjes niets anders dan een soort karton en schaar. En kun je vol verbazing en verwondering je eigen leerproces en dat van je leerlingen observeren, ondersteunen en vieren.

En dan ben je ineens een maker! En kun je anderen vrolijk gaan besmetten.

Vier Maker Education Mythes ontkracht

sxswlogoDe SXSW (South by South West) conferentie in Austin Texas is een belangrijke jaarlijkse conferentie die laat zien wat er gebeurt in de wereld van de technologie. Dit jaar liep het van 13 t/m 22 maart. Er is op deze enorme conferentie ook een vier dagen durend educatief programma en een van de onderdelen was een paneldiscussie met als titel: “Game Changers: Tools for Constructivist Learning”. Een van de deelnemers aan dit panel was Paulo Blikstein waar Wietse van Bruggen van Kennisnet hier ook al eens over schreef. Wij hebben Paulo ook ontmoet op de FABlearn conferentie die wij bijwoonden in oktober en waren zeer onder de indruk. Een bescheiden man met een zeer grondige kennis op het gebied van Maken en Leren. Bovendien een man met visie en een groot hart voor Makers, Maker Educators maar vooral voor de leerlingen.

Paulo_Blikstein-14Paulo maakte een aantal opmerkingen tijdens deze paneldiscussie die opgetekend zijn door Laura Delaney. Paulo formuleert scherp een aantal mythes die rondom Maken en Leren circuleren en ontkracht deze. Of je het nou helemaal met hem eens bent of niet, het zijn belangrijke thema’s die hij aansnijdt en die, als Maker Education echt een plaats in het Nederlandse onderwijs gaat krijgen, aangepakt moeten worden. Hieronder een weerslag van zijn woorden, geparafraseerd door mij (Arjan).

poppenmaker1. Maken is nieuw

Maken is natuurlijk helemaal niet nieuw! En ook maken in het onderwijs bestaat al een tijd. Er is heel veel onderzoek gedaan naar de rol van Maken in het onderwijs. De termen die daarbij gebruikt worden zijn “constructionisme en constructivistisch leren.

2. Alle kinderen zijn hackers

Dat zou mooi zijn. Je sluit je leerlingen op in een makerspace en ze komen eruit met iets vernieuwends, iets moois. Zoals hackers dat doen, zonder enige directe hulp. Zo werkt dat niet. Er zijn wel leerlingen die zo leren maar het merendeel heeft enige structuur nodig bij het leren. Dit blijkt uit onderzoek dat Blikstein deed met een aantal collega’s. Zonder interventie kwamen de minder ervaren leerlingen vooral een beetje gefrustreerd uit het lab. Wanneer ze door docenten/begeleiders geholpen werden, verdween die ergernis en frustratie en maakten ze mooie dingen en leerden ze veel.

3. Maken: meer leerlingen in de bèta/techniek!

We geven geen Lichamelijke Opvoeding omdat we meer atleten nodig hebben. We geven geen Muziek op school omdat er behoefte is aan meer muzikanten. We leren die dingen omdat ze cultureel belangrijk zijn en bronnen van kennis.” zei Blikstein.

Hetzelfde zou moeten gelden voor techniek, wetenschap, en programmeren. Concurreren met China mag niet het argument zijn om dit te gaan doen. Het gaat veel meer om het in aanraking brengen van kinderen met krachtige ideeën en ervoor zorgen dat er meer veelzijdige denkers komen.

makerspace_kids_04. Diversiteit gaat vanzelf

Hoogopgeleide ouders hebben tijd en geld om hun kinderen naar Maker Faires en maakworkshops te brengen. Bovendien zien zij, in tegenstelling tot ouders die lager op de maatschappelijke ladder staan, wel het belang van het leren met hoofd en handen. Ook hebben rijkere scholen veel meer toegang tot gereedschap dan armere scholen.

Hier moet iets actiefs aan gebeuren. Dit wordt niet vanzelf opgelost. Naast het gebrek aan sociale diversiteit zie je ook dat het voor wat betreft gender en cultuur ook nog een stuk diverser zou moeten worden. “We moeten hiermee aan de slag!” zei Blikstein.

Leraren klooien met ledjes en batterijen

Dit blog is geschreven door Hester IJsseling.
Leraar/bouwcoach basisonderwijs. Dr. Filosofie. Blogt. 
Chef inhoud , platform nieuwsgierige leraren PO. 
Coauteur Het Alternatief I/II

Eens in de twee jaar organiseert Openbaar Onderwijs aan de Amstel een studiedag voor alle tweeëntwintig scholen binnen het bestuur. Deze keer was de dag gevuld met talloze workshops die te maken hadden met programmeren, technologie, blended learning, mediawijsheid, 21st Century Skills en wat dies meer zij, verzorgd door onder andere Pauline Maas, Olaf de Groot, Michel van Ast, Wieke Heikoop, Arnoud Kuijpers en veel anderen.

Hier en daar gaven ook leraren van de scholen zelf een workshop, en dat vind ik persoonlijk altijd het mooist: leraren die met elkaar delen wat zij zelf in hun klas ontwikkelen. Zoiets maakt op mij veel meer indruk dan iemand als ruimtevaarder André Kuipers, die de dag afsloot met een ellenlange diavoorstelling van buitenaardse vakantiekiekjes, en er niet in slaagde een brug te slaan naar de praktijk van het onderwijs.

1Nee, dan de workshops. Astrid Poot en ik gaven er ook één: “Onderwijs is een avontuur!” Over de vraag hoe je kinderen kunt leren omgaan met het onvoorspelbare. Want dat is iets waar in het onderwijs weinig aandacht aan wordt besteed.

Kinderen leren al snel dat het er op school om begonnen is te achterhalen welk antwoord de leraar, de methodeschrijver en de toetsontwikkelaar willen horen. Als je dat te weten kunt komen, dan krijg je een punt. Wie daar niet zo goed in is, of niet bereid is zich aan dat format te conformeren, faalt. En dat is een kwalijke zaak, want je wil juist nieuwsgierigheid, verbeeldingskracht en vindingrijkheid cultiveren, je wil dat kinderen problemen niet uit de weggaan maar dat ze met elkaar op zoek gaan naar mogelijke oplossingen. Dat wil je, niet alleen omdat het bedrijfsleven mensen zoekt die dat soort kwaliteiten hebben, maar ook en vooral, omdat ze met die kwaliteiten vrij en volwassen de wereld in kunnen, straks.

Al die kwaliteiten raken afgestompt als kinderen op school steeds de ervaring opdoen dat het niet loont om zelf na te denken, dat er geen ruimte is om samen een probleem te onderzoeken en iets uit te proberen, want er is maar één antwoord goed, en dat staat in het antwoordenboek. Dus zeg het nu maar gewoon juf, wat is het antwoord?

Als je kinderen wil leren omgaan met het onvoorspelbare, dan moet je je onderwijs anders inrichten. Situaties scheppen waarin niet bij voorbaat vast staat hoe het moet of waar je uit moet komen. Daar komt bij: als je kinderen een bepaalde attitude bij wil brengen, dan lukt dat alleen als je die attitude kunt voorleven.  In hoeverre ben jij als leraar in staat en bereid de controle los te laten en om te gaan met het onvoorspelbare?

2In de workshop wilden we hier niet zozeer over praten, maar veeleer iets doen, waardoor de deelnemers – leraren – zouden ervaren waar dit over gaat. We hadden niet zo expliciet aangekondigd dat we zouden gaan klooien met elektronica, anders zouden er alleen mensen zijn gekomen die dat vanzelf al leuk vinden. We wilden juist mensen bereiken die van zichzelf denken dat ze daar niks mee hebben. Dat is goed gelukt. Bij elk van de drie rondes werd er aan het slot door een aantal deelnemers gezegd: “Ik dacht dat deze workshop heel ergens anders over zou gaan, en eerst kreeg ik het heel warm en dacht ik, ik wil weg, maar ik heb me eroverheen gezet en nu ben ik toch blij dat ik iets gemaakt heb – dat het lukte.”

Dat was het mooist om te zien: dat een aantal mensen de eigen weerstand had overwonnen, een drempel over was gegaan, en hier en daar zelfs had ervaren dat het eigenlijk helemaal niet zo onprettig is om dat te doen, maar misschien zelfs wel een beetje opwindend.

Wat hebben we gedaan? In het atelier van De Kleine Reus hadden we een hoop plastic flessen, doppen, karton, rietjes, touw, gekleurd papier en aluminiumfolie verzameld. Qua gereedschap waren er stanleymessen, een zaagje, een lijmpistool, scharen, gewone lijm, plakband, afplaktape, draadstrippers. Iedere deelnemer kreeg een klein plat batterijtje (een knoopcel heet zo’n ding), een ledje, en stroomdraad, en de opdracht was: maak een lampje. Er was een werkbriefje van Astrid, waarop je kon zien wat je zou kunnen maken, en een grafische uitleg hoe je het lampje aan kon krijgen.

En dat was alles. Geen klassikale instructie, niks stap voor stap en dan doe je dit en dan doe je dat. Niks. Ga je gang.

En we zagen wat we indertijd ook bij de kinderen hadden gezien: ze gingen! Sommigen werkten samen, anderen alleen, sommigen begonnen met het ledje en de batterij uit te proberen of ze ‘m aan kregen, anderen gingen eerst met karton en papier aan de slag, er waren uitvinders en ontwerpers, er waren lezers en doeners, sommigen probeerden het werkbriefje te volgen, anderen lieten dat links liggen en probeerden gewoon maar wat totdat het werkte, sommigen waren blij als het lichtje ging branden, anderen rustten niet voordat ze een schakelaar hadden bedacht.

3“Hij doet het niet!”

“Hij doet het!”

“Maar hoe krijg ik ‘m nou uit?”

“Maar hoe maak ik dan een schakelaar?”

Sommigen leken bij het eerste obstakel te verwachten direct door ons uit de brand te zullen worden geholpen met een glashelder: Dat moet zo. Maar dat deden we niet. “Dat ga jij bedenken.” Er was een enkeling die het echt heel onaangenaam vond dat niet volkomen duidelijk was wat de bedoeling was. “Ik ben gewoon iemand die het nodig heeft dat je precies zegt en voordoet hoe het moet – alleen dan lukt het.” We lieten haar zwemmen en ze kwam toch op gang, helaas nog zonder er erg van te kunnen genieten.

Een andere juf zei: “Leuk hoor, maar ik weet niet of dit nu voor alle kinderen geschikt is, ik denk dat het voor sommigen heel frustrerend is.” Is frustratie iets dat je zou moeten vermijden in de klas? Of is dat juist het moment waarop je iets begint te ontdekken wat je niet al vanzelf kon? Is dat niet juist het punt waar je als leraar en als leerling voortdurend naar op zoek moet gaan, het punt waarop je niet zomaar wrijvingsloos verder kunt? En dan doorzetten? Is dat niet precies wat ons te doen staat in het onderwijs: kinderen leren daarmee om te gaan, ja zelfs: daarvan te genieten, onder meer door voor te leven hoe veel plezier wij erin hebben?

Want ik hoop vooral dat mensen ontdekken – en vervolgens aan de kinderen kunnen voorleven – dat het een kick op zichzelf is: een grens overgaan, iets doen waarvan je dacht dat je het niet kon, omdat je dacht dat je “zo niet bent”. Ontdekken dat je kunt veranderen, dat je je kunt ontwikkelen.

Je doet jezelf tekort met “ik ben gewoon iemand die” – of je nu 8 bent of 48 of 68 of 88. Weerstand voelen is niet erg. Weerstand betekent niet: “Keer terug” maar: “Ga door!”. Er is altijd nog weer iets nieuws te ontdekken, je bent nooit klaar, en dat is een reden voor blijdschap.

Maker in het Onderwijs

Schermafbeelding 2015-03-18 om 21.10.44In de reeks Jong geleerd 2.0 bracht Mijn Kind Online (onderdeel van Kennisnet) een nieuwe brochure uit over de mogelijkheden die Maker Education biedt aan het onderwijs.

Met veel interviews: Berry Nieskens van het Hyperion, Robin Platjouw over zijn Makerslab op de Basisschool, Erik Hofman over het vak Design & Innovation op het VMBO-TL Focus in Harderwijk en zijn leerling Robin die een app maakte, de twee leerlingen Jos en Joren die de Sudokuplotter maakten (en daar hier ook al over schreven) en Marten Hazelaar een van de docenten van de FABklas van de Populier en twee van zijn leerlingen: Lotte met haar zelfgemaakte bel en Victor met zijn houten fiets.

Zeer lezenswaardig en vol tips. Klik hier om de brochure te downloaden.

Interactieve projecten maken, ook voor taaldocenten!

soundboardBij de piraten van Pimoroni zag ik weer iets nieuws van Adafruit voorbijkomen:  Audio FX Sound Board. Een klein printplaatje (PCB) waarmee je heel gemakkelijk geluid aan een project kan toevoegen. Het werkt heel simpel:

  • je geeft een aantal geluidsfragmenten (.WAV) een bepaalde naam
  • sleept de bestanden zoals bij een USB-stick naar het Audio FX Sound Board
  • sluit een knopje aan en klaar ben je.

Interactief geluid! Zonder ook maar iets te programmeren. Eigenlijk gebeurt het programmeren met de vaste bestandsnamen. Voor mijn voorbeeld heb ik de T01RAND functie gebruikt. Dit doet niets anders dan random geluidsfragmenten afspelen met een knopje dat op poort 1 (=T01) is aangesloten. De geluidsfragmenten nummer je tot maximaal 10 fragmenten, bijvoorbeeld T01RAND0, T01RAND1 enz. Als je op het knopje drukt, speelt hij dus een van de fragmenten af.

0803006_6Omdat zelf iets interactief maken altijd superleuk is en omdat het zo wel heel makkelijk is, heb ik daarom direct besteld. En om het te kijken hoe het werkt ben ik natuurlijk zelf aan de slag gegaan. Nog steeds zou ik graag astronaut willen worden dus ik heb wat historische geluidsfragmenten van de ruimtevaart bij elkaar gezocht. Op deze site van NASA staat een mooie verzameling.

Het is inderdaad zo makkelijk zoals hierboven beschreven. Iedereen die wel eens bestanden naar een USB-stick geeft verplaatst kan dit. OK, je moet ook een beetje solderen maar ook dat is voor echt voor elke beginner te doen. Kortom, een beetje ‘programmeren’, een klein beetje solderen en een heel klein beetje elektronica (knopje aansluiten). Ongeacht je achtergrond, dit is een perfect project wanneer je wilt beginnen met iets maken. Zeker wanneer je bedenkt dat er hier nog een uitstekende tutorial te vinden is en dat de technische ondersteuning bij Adafruit geldt als een benchmark.

Het Audio FX Sound Board wil ik gaan gebruiken bij een project met een collega geschiedenis. Hiervoor ben ik op zoek naar leuke en makkelijke materialen om, een door de leerlingen ontworpen, interactief monument te maken. Wat ik hier zo super aan vind is dat het heel laagdrempelig is, iets lastig doet (geluid is vaak gedoe) en op heel veel verschillende manieren inzetbaar is. Leerlingen kunnen natuurlijk historische fragmenten gebruiken, zelf dingen inspreken, met taal spelen, verzin het maar. Het vinden van .WAV bestanden was soms wel wat lastig. Een deel van de bestanden heb ik in .mp3 gevonden en met het gratis maar geweldige Audacity omgezet naar .WAV vorm. Overigens werkte het opslaan van .WAV bestanden via een browser niet met Safari maar wel met Chrome.

14a610eb38bc4b798061b283b2d5b92eVoor ongeveer €25 haal je iets geweldig leuks in huis waarbij je nog voor ongeveer €10 aan spullen nodig hebt om het te laten werken. Je kunt ook oude speakers gebruiken, dat drukt de kosten. Misschien is het leuk om die eerst ergens uit te slopen om ze vervolgens in dit project te gebruiken: twee projecten voor de prijs van één!

Op de #makered bijeenkomst van de Nederlands School hoorde ik dat een aantal collega’s moeite hadden om te bedenken wat je zou kunnen doen. Dit kan een mooi startpunt zijn. Laat je leerlingen tien zinnen inspreken die willekeurig afgespeeld, altijd een gesprek vormen. Rust je lokaaldeur uit met een Audio FX Sound Board zodat elke keer als deze open gaat je favoriete gedicht klinkt. Of geef het gewoon aan je leerlingen, die verzinnen er vast iets mee wat geweldig is. Hebben ze ondertussen nog lol ook!

Geef je een taal en ben je na het lezen enthousiast geworden? Dan mag je het materiaal bij ons lenen om het zelf uit te proberen. Als tegenprestatie vragen we je een blog te schrijven. Wie durft?