Dit blog is geschreven door Paul Koning en verscheen eerder hier: https://mijnmasterlereneninnoveren.wordpress.com/2014/10/11/maker-education-hype-or-here-to-stay/
De afgelopen maanden kom ik het steeds vaker tegen: Maker Education. In mijn tijdlijn van Twitter lees ik er berichten over, er zijn Maker Festivals en Fablabs, er is een speciale Donald Duck over programmeren (De DigiDuck), Kennisnet publiceert artikelen en organiseert bijeenkomsten en ga zo maar door. De indruk die het bij mij in eerste instantie wekt is dat kinderen vooral aan de slag gaan met de nieuwste technische snufjes en met computers. Het is leuk en uitdagend, kinderen zijn enorm gemotiveerd en ze zijn inderdaad van alles aan het maken. Ze zijn niet langer consument maar producent en de boodschap die erbij wordt uitgedragen is dat Maker Education heel belangrijk is: maken is de toekomst!
De indruk die ik er ook van krijg is dat het een hype is. Het is overduidelijk ‘hot’, er is veel aandacht in de media en iedereen wil er op dit moment wel ‘iets’ mee doen. Maar het gevaar bij een hype is dat na een tijdje de aandacht wegebt en dat er een nieuw onderwerp voor in de plaats komt dat dan weer heel interessant is. Ook Sylvia Martinez, co-auteur van het boek Invent To Learn, is zich daarvan bewust en stelt zichzelf deze vragen:
Should we worry that making in the classroom is just the new-new thing, soon to be replaced by some other newer new-new thing? Should we worry that lots of schools will run out and buy 3D printers without thinking about what they will do with them?
Staat dat de Maker Education te wachten of is het zo waardevol dat het een blijvende plaats krijgt in het onderwijs? En zijn kinderen ook echt aan het leren als ze wat maken? Het roept bij mij de vragen op wat nu precies de meerwaarde van Maker Education is en wat er voor nodig is om het een succes te laten worden in het onderwijs.
Back to the future!
Om Maker Education te kunnen duiden is het belangrijk om te kijken naar de leertheoretische basis die eraan ten grondslag ligt. Daarvoor moeten we terug naar 1980, het jaar waarin het boek ‘Mindstorms’ van Seymour Papert uitkwam. Een boek over ‘Children, Computers and Powerfull Ideas’. Papert is een wetenschapper die werkte bij MIT in Massachussets in Amerika. Hij is wiskundige, computerwetenschapper en onderwijskundige. Papert werkte tussen 1958 en 1963 met Jean Piaget en bouwde het constructivisme van Piaget verder uit tot het constructionisme. Waar Piaget al aangaf dat kennis wordt opgebouwd door interactie met de omgeving stelde Papert dat het leren het meest effectief was als er daadwerkelijk tastbare objecten werden gemaakt.
Learning can happen most effectively when people are also active in making tangible objects in the real world.
Bij de MIT ontwikkelde Papert de programmeertaal Logo. Een schildpad wordt door middel van opdrachten bestuurd en tekent figuren op het scherm of op papier. Door te werken met Logo, door een computerprogramma te maken, leren kinderen wiskundige principes.
Through learning to code, children connect with mathematical concepts by experiencing math through everyday movements.
Een belangrijk onderdeel van het programmeren in Logo is volgens Papert het opsporen en verbeteren van fouten. Dit analyseren en oplossen van problemen is cruciaal voor het leren en kan in het echte leven gebruikt worden waar het leidt tot kritisch denken. Het gaat er dus niet om of het werkt of niet werkt maar wat er gedaan wordt om het te laten werken.
The question to ask about a program is not whether it is right or wrong, but whether it is fixable.
Bij programmeren komen dus ook duidelijk de hogere orde denkvaardigheden van de taxonomie van Bloom aan bod zoals analyseren en evalueren. Maar opvallend hierbij is dat de hoogste vaardigheid bij Bloom, het creëren, de basis is van het constructionisme. Het creëren is het leren!
Het constructionisme werkt probleem-gestuurd en een aantal principes die daarbij horen zijn:
- De taak die de leerling gaat uitvoeren moet deel uitmaken van een groter geheel.
- Eigenaarschap is belangrijk.
- Er moet geleerd worden om te reflecteren op het leerproces.
- Leerlingen moeten aangemoedigd worden om ideeën uit te proberen in verschillende contexten en vanuit verschillende invalshoeken.
Het proces is bij het constructionisme erg belangrijk: er moet sprake zijn van uitproberen, testen, analyseren, reflecteren, etcetera om uiteindelijk tot een oplossing van een probleem te komen. Papert geeft ook zelf aan dat het erg verleidelijk is om simpel te stellen dat maken al leren is. Maar zo eenvoudig ligt het dus niet.
It is easy enough to formulate simple catchy versions of the idea of constructionism; for example, thinking of it as ‘learning-by-making’.
Valkuilen
En daar ligt dus ook direct de grootste valkuil voor Maker Education. Door simpel te stellen dat leren gelijk staat aan maken wordt er voorbij gegaan aan de theorie van het constructionisme. Er wordt dan oneerbiedig gezegd ‘leuk geknutseld’ maar er hoeft geen sprake te zijn van leren. Gelukkig zie ik daar nu nog weinig van terug bij de Maker Movement. De enthousiastelingen, de voorlopers die Maker Education promoten laten kinderen nu experimenteren om zelf tot oplossingen te komen. Waar ik af en toe wel mijn vraagtekens bij stel is de relevantie van het probleem dat opgelost moet worden. Er wordt vaak vanuit het beschikbare (technische) materiaal gewerkt: “We hebben iets nieuws waarmee we aan de slag kunnen, dus… wat zullen we eens gaan maken?” Het zijn daardoor losstaande taken die geen onderdeel uitmaken van een groter geheel en die geen verband hebben met andere taken. Is het leren dan betekenisvol?
Wat gebeurt er als Maker Education naar ‘het grote publiek’ moet worden gebracht? Krijgen we dan lesmethoden voor Maker Education? Dat kan al snel leiden tot kant-en-klaar lesmateriaal dat besteld kan worden en wat door stap-voor-stap instructiebladen gegarandeerd tot een mooi eindproduct leidt. Sylvia Martinez waarschuwt ervoor dat scholen vaak de makkelijke weg kiezen en dat we daar voor moeten waken.
Schools have a tendency to cherry-pick the easiest parts of implementing complex ideas.
Waar naar mijn mening juist op ingezet moet worden zijn de vaardigheden van de leerkracht: procesbegeleiding, coachen, uitdagende taken ontwerpen en ga zo maar door.
Een tweede valkuil zijn de drijfveren voor het invoeren van Maker Education. Deze week was de aftrap van de CodeWeek. Meerdere malen hoorde ik voorbij komen dat kinderen moeten leren programmeren omdat er in de toekomst een tekort is aan programmeurs. Dat lijkt me een hele slechte drijfveer. Er schijnt ook een tekort in de zorg te ontstaan. Gaan we kinderen nu ook leren om bejaarden te wassen? Afstemming van vraag en aanbod van de arbeidsmarkt is naar mijn mening een taak voor het MBO, HBO en voor universiteiten. Het primair en voortgezet onderwijs zijn geen beroepsopleiders. Ze werken aan een brede ontwikkeling waarbij het belangrijk is om kinderen hun talenten te laten ontwikkelen. Als onderdeel daarvan is het belangrijk om kinderen kennis laten maken met techniek waaronder ook programmeren valt. Net zoals het ook belangrijk is dat kinderen kennis maken met muziek zonder dat we ze willen opleiden tot musici.
De derde valkuil is dat er bij Maker Education vaak vooral wordt gedacht aan techniek en programmeren. Vanuit de visie van het constructionisme richt Maker Education zich ook op kunst, muziek, wiskunde, natuur en meer. De voorlopers van Maker Education vinden al die technische snufjes en het programmeren geweldig. Een grote groep kinderen vindt dat ook maar er zijn ook genoeg kinderen die met andere maker-uitdagingen aan de slag willen gaan. Laten we vooral niet de kinderen opleggen wat en waarmee ze mogen maken maar ook luisteren naar wat ze zelf zouden willen maken. Dat maakt Maker Education breder en waardevoller.
Kansen
Gelukkig zijn er ook genoeg kansen voor Maker Education. Zo sluit het prima aan bij het werken aan 21st century skills: creativiteit, samenwerken, kritisch denken, communiceren, samenwerken, … het zit er allemaal in. Maker Education zorgt ervoor dat je kinderen op de toekomst voorbereidt en dat komt niet alleen door het werken met computers en 3d-printers.
Maker Education inspireert en motiveert leerlingen omdat het leuk en uitdagend is. Door de nadruk te leggen op zinvolle problemen die deel uitmaken van een groter geheel kan dit enthousiasme worden vastgehouden. Er is dan sprake van actief, onderzoekend en betekenisvol leren. Maker Education kan hierdoor ook bijdragen aan een onderwijshervorming.
Om te zorgen dat Maker Education geen hype is maar een blijvende, waardevolle toevoeging moet er dus sprake zijn van een visie, van een theoretische onderbouwing en als gevolg daarvan een verandering in het onderwijs.
Tot slot
In een artikel in het NRC over het al dan niet leren programmeren op de basisschool las ik de volgende zin:
Voorlopig zit Miriam Heijster, directeur van de Amsterdamse basisschool De Kleine Reus nog in de uitprobeerfase: fouten maken, puzzelen en onderwezen worden door je eigen leerlingen.
Deze juf zit niet ‘voorlopig’ in de uitprobeerfase. Als je aan de slag gaat met Maker Education zit je constant in de uitprobeerfase. Pas als je die fase hebt verlaten is er iets mis. 😉
Bronnen
- http://www.edutopia.org/blog/maker-movement-shoulders-of-giants-sylvia-martinez
- http://en.wikipedia.org/wiki/Seymour_Papert
- http://en.wikipedia.org/wiki/Constructionism_(learning_theory)
- https://onlinelearninginsights.wordpress.com/tag/logo/
- http://onlinelearninginsights.wordpress.com/2013/11/06/seymour-paperts-mindstorms-relevant-thoughtful-an-essential-read-for-educators/
- http://makermedia.com/about-us/making-in-education/
- http://www.trouw.nl/tr/nl/4556/Onderwijs/article/detail/3764920/2014/10/09/Programmeren-in-groep-5-leuk-of-bittere-noodzaak.dhtml
Eén van de principes van constructionisme die niet in het rijtje genoemd wordt, is dat het op te lossen probleem cognitief gezien in het gebied van naaste ontwikkeling hoort te liggen. Alleen dan leidt maken ook tot leren.
Eén van de vragen die bij de masterclass van Sylvia Martinez in De Waag werd gesteld was: Waar moet ik beginnen als docent? Hierop werd de suggestie gedaan om de leerlingen zelf met ideeën te laten komen. Het gevaar is dat je dan vervalt in bestaande trucjes die leerlingen elders zien: De bananencomputer, het 3D-printen van een hoofd, …
Bovenstaande suggestie kan dus alleen tot effectief leren leiden als de docent het idee van een leerling koppelt aan cognitieve vaardigheden die vereist zijn voor het oplossen van een probleem, en die moeten dan ook nog eens in het gebied van naaste ontwikkeling liggen. Dat vereist een door de docent vooraf opgezet plan. En dat is weer strijdig met de suggestie. Help! 😉
Een belangrijk punt, snijd je hier aan. Wellicht ter geruststelling, Berry, in de praktijk is dit probleem minder groot dan het hier lijkt. Allereerst is het namaken van iets dat anderen al eens gemaakt hebben vaak minder makkelijk dan je je denkt en ook best heel leerzaam. Op deze manier ben ik maker geworden: eerst nadoen en dan steeds meer zelf bedenken.
Ten tweede betekent het feit dat leerlingen zelf met ideeën mogen komen niet dat je er geen eisen aan kan stellen. Vooraf en in het gesprek daarna, als het idee er ligt. In het vak NLT doen wij als laatste module de module “De Meesterproef”. Leerlingen van H5 en V6 mogen dan zelf weten wat ze maken. Doordat onze leerlingen al vaker iets gemaakt hebben, komen ze zelf vaak met uitdagende en soms ook best originele ideeën. Aan ons de taak om deze ideeën zodanig aan te scherpen, op te tuigen, uit te kleden, dat het behapbaar en uitvoerbaar wordt. Vaak hanteren we dan een modulaire strategie. “Probeer eerst maar eens dit en als dat binnen een paar lessen lukt, dan kun je de volgende stap maken.” Het is niet feilloos natuurlijk. Maar welk systeem is dat wel?
Hallo Berry,
Ik denk niet dat je als leerkracht met een vooropgesteld plan hoeft te komen dat al helemaal is ingevuld. Als leerkracht stuur je altijd in meer of mindere mate, al was het maar door het materiaal dat je beschikbaar stelt voor het maken. Door de keuze van het materiaal ben je dus al leidend in het proces. Waar het naar mijn idee vooral om gaat is dat de oplossingen uit de kinderen komen en dat die niet al van te voren zijn bedacht. Als leerkracht kan je coachende rol er dus ook uit bestaan om kinderen te stimuleren om het nog eens op een andere manier te proberen.
Ik ben de afgelopen tijd een paar keer bij een Maker ‘event’ geweest in Nijmegen en daar maakten mijn kinderen oa. een bootje, slimey, smurfensnot, een plankje met daarin hun naam en een tandenborstelrobot. In al deze gevallen was de uitkomst van het maken al bekend. Er was een handleiding, het materiaal lag klaar en het doel was om tot het eindresultaat te komen wat van te voren was bedacht. Dat is voor mij de kern van de valkuil van Maker Education. Laat kinderen juist zelf met een oplossing komen en begeleid ze in het proces daar waar dat nodig is. En begeleid vooral niet als het niet nodig is. Gelukkig was er ook nog een activiteit waarin wel zelf een oplossing mocht worden bedacht: maak op een fles met saté-prikkers en klei een zo groot mogelijke overspanning die niet omvalt. Er kwamen allerlei prachtige, originele oplossingen die niemand van te voren bedacht. Om een speelse manier werden er natuurkundige principes ervaren. Als we in elk geval bij Maker Education hier maar op letten zijn we een heel eind in de goede richting. Dus ook bij een taak die een leerkracht (gedeeltelijk) bedenkt kunnen leerlingen nog steeds creatief en inventief bezig zijn.